De atoombommen die in 1945 op Hiroshima en Nagasaki werden gegooid, vallen in het niet bij de schade die een waterstofbom kan aanrichten. Dat zegt kernwapendeskundige Sico van der Meer van Instituut Clingendael.

Noord-Korea beweert zondag zo’n bom te hebben getest. Als dat klopt, is het in de ogen van het regime een enorme stap vooruit.

Bij een ‘gewone’ atoombom worden atoomkernen gespleten (kernsplijting) of samengevoegd (kernfusie). Daarbij komt enorm veel energie vrij, wat zorgt voor een zware explosie.

Een waterstofbom gaat nog een stap verder. De eerste explosie veroorzaakt een tweede explosie, die nog veel zwaarder is. “Zo’n bom heeft een allesverwoestende kracht, echt ongekend”, aldus Van der Meer.

Een gemiddelde waterstofbom is ongeveer vijfhonderd keer zo sterk als de bommen op Hiroshima en Nagasaki. Van der Meer: “Sommigen kunnen zelfs duizend keer sterker zijn. Het is lastig in te schatten wat een waterstofbom zou hebben aangericht in Japan, omdat we ze gelukkig nog nooit op een stad hebben zien vallen.

Het voordeel van een waterstofbom is dat er naar verhouding weinig radioactieve straling vrijkomt, vergeleken met een gewone atoombom, terwijl hij meer verwoesting aanricht. Militairen kunnen snel na de ontploffing het gebied binnentrekken om het te veroveren.

De zwaarste ontploffing van een waterstofbom ooit gebeurde op 30 oktober 1961. De Sovjet-Unie testte toen zijn 'tsarenbom' op Nova Zembla, in het poolgebied. "De ruiten sneuvelden 900 kilometer verderop. Stel je voor, een bom in Frankrijk of Duitsland die hier de ramen laat springen. De bom was tien keer zo sterk als alle gewone explosieven in de Tweede Wereldoorlog bij elkaar."

De Amerikanen lieten voor het eerst een waterstofbom ontploffen, op 1 maart 1954 bij het koraaleiland Bikini in de Grote Oceaan. De bom sloeg een 1,5 kilometer brede krater en de vuurbal kwam binnen een minuut 13 kilometer hoog.

Een Japans vissersschip 160 kilometer verderop werd bedolven onder een grijze sneeuw. Toen het enkele weken later de thuishaven bereikte, hadden alle vissers zware radioactieve brandwonden en was een bemanningslid al gestorven. Kinderen op een ander eiland speelden nietsvermoedend met het poeder.

Toen de eilandbewoners een dag later werden geëvacueerd, vielen bij de eerste mensen de haren al uit. De kracht van de bom "was veel groter dan verwacht", concludeerde het Amerikaanse leger droogjes.