Banken zijn volop bezig met het uitgeven van ‘Coco’s’. Dat zijn complexe financiële producten die moeten voorkomen dat banken in geval van nood opnieuw bij de staat moeten aankloppen. Maar de Coco blijkt geen waterdichte constructie, stelt Sandra Phlippen.

Snelle jongens uit de financiële sector zijn goed in het bedenken van hapklare namen voor financiële  innovaties. Financiële  innovaties met excessieve risico’s die als ze slecht uitpakken heel vele mensen raken die er volledig buiten stonden.

Kunt u zich de plain vanilla swap nog herinneren? Dat waren de beruchte speculatieve renteproducten die woningcorporatie Vestia naar de afgrond hebben geholpen. Lees hier hoe dat precies werkt.

Plain vanilla is een Amerikaanse uitdrukking voor wat wij ‘zo klaar als een klontje’ zouden noemen. Zo bezien had Vestia en velen met hen misschien ook wel beducht moeten zijn op het cynisme in die term. Een complex verzekeringsproduct dat ‘zo klaar als een klontje’ heet, klinkt toch zeker ook niet betrouwbaar.

Nieuw financieel product: banken aan de ‘Coco’

Nu hebben we er weer een bij: de Coco. Dat is de afkorting van ‘Contingent Convertible’ en het klinkt net zo goed als plain vanilla. Maar de werking van Coco’s is zeker niet zo klaar als een klontje.

De Coco werd populair vanwege haar vermogen om de risico’s van falende banken juist niet bij derden te leggen. Een Coco is een financieel instrument dat juist een buffer aanlegt tussen bank en maatschappij. Maar zoals zo vaak bij zeer ingewikkelde financiële  innovaties, blijken deze producten evengoed en zelfs met een behoorlijke kans, weer als een boemerang op de samenleving terug te kunnen slaan.

Oplossing voor banken die niet mogen omvallen

Een Coco wordt verkocht als obligatielening - voor de bank dus schuld waarop een plicht tot rente- en afbetaling rust. Maar zo'n Coco slaat om in aandelenkapitaal of in een afschrijving op de obligatielening, zodra de uitgevende bank in de problemen raakt.

Zowel het extra aandelenkapitaal als de schuldafschrijving versterken de financiële  positie van de bank en beschermen andere schuldeisers. Immers, óf de obligatielening wordt omgezet in eigen vermogen waarop geen afbetalingsplicht rust, óf een stukje van de obligatielening wordt 'automatisch' kwijtgescholden.

De Coco lijkt hiermee het ideale instrument vanuit het publieke belang, omdat zij het risico verkleint dat de belastingbetaler te hulp moet schieten als de bank door te lage buffers dreigt om te vallen.

Banken kunnen van twee walletjes eten

Het prettige voor banken is dat Coco’s meetellen met het eigen vermogen van de bank. Ze kunnen zodoende de buffers van banken versterken om aan de Europese stresstesten te voldoen. Daarnaast zijn Coco’s goedkoper om uit te geven dan aandelen, omdat ze in steeds meer landen fiscaal vriendelijk worden behandeld. Dit is logisch, omdat Coco’s de weerbaarheid van de bank versterken als het slecht gaat, terwijl aandelen juist minder waard worden als het slecht gaat met een bank.

Het is dan ook niet verrassend te noemen dat Coco’s nogal populair zijn. De uitstaande waarde van Coco’s in Europa is explosief gestegen sinds de kredietcrisis, van 5 miljard euro in 2009 naar bijna 80 miljard euro nu.

Maar nu: banken zijn niet alleen gretig met het uitgeven van Coco’s, financiële  instellingen zijn nog gretiger in het beleggen in dergelijke speciale obligatieleningen. In hun strooptocht naar hoge rendementen leveren Coco’s de beleggingsafdelingen van banken en andere vermogensbeheerders relatief veel rendement op, zolang ze maar niet converteren.

En hier gaat het mis...

Coco's werken niet als stootkussen

Zojuist verscheen een tweeluik in vakblad ESB over de risico’s van Coco’s door Stephanie Chan en Sweder van Wijnbergen en een groep economen van De Nederlandsche Bank (DNB).

De aanname die internationale toezichthouders in Basel maken, is dat schuldeisers invloed kunnen en willen uitoefenen op de bank om de conversie te voorkomen. Ofwel: degene die in de Coco belegt, heeft er belang bij om te zorgen dat de uitgevende bank geen al te gekke dingen doet, die de financiële positie kunnen schaden.

De economen van DNB laten echter zien dat de minimale bufferwaarde die het omzetten van een Coco naar een aandeel of afschrijving in gang zet, bij de huidige constructies te laag ligt om invloed uit te kunnen oefenen.

Tegen de tijd dat de conversie plaatsvindt, hebben banken al dermate zware verliezen geleden dat ze eigenlijk niet meer gered kunnen worden. Nu zult u denken, waarom leggen banken zelf die drempelwaarde dan niet wat hoger? Het antwoord is simpel: dat is duurder omdat de bank de Coco-houder dan meer rendement moet bieden voor het eerder opvangen van verliezen.

Mogelijk perverse prikkel

Chan en van Wijnbergen gaan nog een stapje verder. Ze wijzen erop dat de schuldeigenaren van een bank altijd geacht werden een conversie te willen voorkomen. Immers, omzetting van de Coco in nieuwe aandelen staat voor investeringen die slecht hebben uitgepakt, waardoor bestaande aandelen in waarde dalen. Daarbij verwateren de bestaande aandelen door de geconverteerde Coco’s.

Bij Coco’s die werken met schuldafschrijving speelt echter iets anders.  Juist van dit type Coco’s werden er dit jaar twee keer zoveel verkocht als van Coco’s met een aandelenconversie.

Stel dat een bank in zwaar weer raakt. Hoe kan ze dan de eigen vermogensbuffer versterken, zonder nieuwe aandelen uit te geven? Antwoord: door de schuld te reduceren.

Voor bestaande aandeelhouders, waaronder vaak de managers die de touwtjes in handen hebben bij de bank, wordt conversie van de Coco door afboeking op de leenwaarde ineens een methode om  schuld van de bank kwijtgescholden te krijgen en meer geld over te houden!

Dit vormt een directe prikkel voor het nemen van extra risico om conversie door middel van afboeking op de obligatielening uit te lokken.

Vooralsnog is dit alles gelukkig theorie, maar de financiële innovaties die een nieuwe crisis kunnen uitlokken staan alweer opgesteld. Gelukkig zijn onze centrale bankiers er nu wel als de kippen bij.

Sandra Phlippen is hoofdredacteur van het economisch vakblad ESB.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl