De Europese Unie gaat donderdag een nieuwe fase in. Alle regeringsleiders
komen dan in Lissabon bijeen om het hervormingsverdrag te ondertekenen. Zij
worden om kwart over tien verwacht in het enorme zestiende-eeuwse klooster
Mosteiro dos Jerónimos. Na wat speeches en een muzikaal intermezzo, zetten
ze volgens planning om twaalf uur precies hun handtekening onder het Verdrag
van Lissabon.

Vervolgens is er een kort fotomomentje, een snelle lunch tussen de
antieke rijtuigen van het Museu dos Coches, en dan vliegen de 26 mannen en
één vrouw (Angela Merkel) weer weg. Geschiedenis schrijven hoeft niet lang
te duren.

Geschiedenis uitvoeren blijkbaar wel. Want de invoering van het nieuwe verdrag
zal gruwelijk traag verlopen. Volgens planning treedt het verdrag pas in
2009 in werking – als de Denen tenminste geen roet in het eten gooien door
alsnog een referendum te organiseren. De belangrijkste bepalingen over de
stemverhoudingen tussen de lidstaten gaan zelfs pas in 2017 volledig in.

Vanaf dat moment kunnen veel besluiten Europese besluiten met een
dubbele meerderheid van stemmen worden genomen. Om een voorstel aangenomen
te krijgen, moet dan 55 procent van de lidstaten voor stemmen, mits die
lidstaten minimaal 65 procent van de EU-burgers vertegenwoordigen. Dat
klinkt ingewikkeld, maar het is een stuk eenvoudiger en redelijker dan de
huidige regeling.

De nieuwe stemprocedure betekent dat de Europese Unie weer enigszins
bestuurbaar wordt. Sinds 2004 is het aantal lidstaten gestegen van 15 naar
27, terwijl de beslisregels hetzelfde bleven. In de oude EU was consensus al
moeilijk te bereiken. In de uitgebreide Unie is het vrijwel onmogelijk om
een besluit te nemen.

Volgens onderzoek van Richard Baldwin en Mika Widgrén, twee economen,
is de kans dat een voorstel wordt aangenomen bij de huidige beslisregel
slechts vier procent. Bij de nieuwe stemverhouding ligt dat op 12 procent.
Andere onderzoekers kwamen uit op ongeveer 15 procent kans dat een voorstel
wordt aangenomen.

Dat is natuurlijk nog steeds niet veel, maar wel vergelijkbaar met de situatie
van voor de uitbreiding. Vooral Groot-Brittannië heeft macht moeten opgeven.
Precies wat voorstanders van Europa wilden, want de Britten blokkeerden al
vaak besluiten.

Voor het bedrijfsleven betekent de nieuwe slagkracht van de EU dat de
kans op harmonisering van regels toeneemt. Minder verschillen tussen landen
betekent vaak minder administratieve rompslomp en lagere kosten.

Maar het kan ook nadelig uitpakken voor ondernemers. Bijvoorbeeld als Europa
de nieuwe beslisregels gebruikt om belastingtarieven gelijk te trekken. Nu
proberen veel landen met verlaging van de winstbelasting het
vestigingsklimaat te bevorderen.

Ierland en de Baltische landen hebben de economische groei op die manier flink
opgevoerd. Andere landen – waaronder Nederland – moesten wel volgen. Nieuwe
afspraken over belastingen zou deze voor bedrijven voordelige ‘race to the
bottom’ kunnen beëindigen.

Ook op andere terreinen kunnen bedrijven last krijgen van een
besluitvaardigere EU. Als op aandringen van bijvoorbeeld Frankrijk
onderwerpen als werktijden, minimumloon en arbeidsomstandigheden prominent
op de agenda komen, zou dat de internationale concurrentiepositie van
Europese bedrijven kunnen schaden. Op sommige terreinen was de
besluiteloosheid van Europa een verkapte zegen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl