Vliegtuigbouwers Airbus en Boeing zien de vraag naar hun allergrootste toestellen opdrogen. Waarom zijn grote vliegtuigen uit de gratie geraakt?

Het jaar 2014 is het eerste jaar waarin het de Franse vliegtuigbouwer Airbus niet is gelukt een nieuwe koper te vinden voor de superjumbo A380, het grootste passagiersvliegtuig ter wereld dat plaats biedt aan ruim 500 mensen. Woensdag maakte het bedrijf bekend als gevolg daarvan de productie van de A380 mogelijk te staken.

De eerste commerciële vlucht van de Airbus A380 vond plaats in 2007. Singapore Airlines had destijds de primeur. Na aanvankelijk grote belangstelling van luchtvaartmaatschappijen, zag Airbus de afgelopen twee jaar de orders voor de superjumbo opdrogen.

In juli van dit jaar kreeg Airbus wederom een tegenslag te verwerken, toen het Japanse Slymark Skylines een order voor zes A380’s schrapte. Skymark plaatste de order in 2011, maar zou onvoldoende financiële middelen hebben om de toestellen te kunnen betalen. De catalogusprijs van een A380 is 308 miljoen euro.

Boeing kampt ook met zorgen

Ook Boeing maakte vorige week negatief nieuws bekend over hun grootste toestel, de 747-8 jumbojet. De Amerikaanse vliegtuigproducent schroeft de productie van de 747-8 voor de derde keer dit jaar terug door een teruglopende vraag naar het viermotorige toestel.

De productie komt nu op 1,3 vliegtuig per maand. In oktober schroefde het in Chicago gevestigde concern de productie al terug tot 1,5 vliegtuig per maand.

Zowel Boeing als Airbus zien de vraag naar hun grootste toestellen dus afnemen. Wat is daarvan de reden?

Kleine, zuinigere toestellen

Luchtvaartmaatschappijen zijn -- mede ingegeven door de crisis -- steeds meer op zoek naar manieren om kosten te besparen. En een van de grootste besparingen die ze kunnen doen is minder tussenstops maken. Hoe langer een vliegtuig aan de grond staat, hoe meer tijd en geld er wordt verspild. Knooppunten zoals Schiphol zijn bovendien steeds drukker.

Met andere woorden: de hub-and-spoke strategie van luchtvaartmaatschappijen is uit de mode geraakt ten faveure van het point-to-point systeem.

Een nieuwe generatie van zuinigere, tweemotorige vliegtuigen maakt het mogelijk om tussenstops over te slaan op langeafstandsvluchten. Dat is niet alleen ideaal voor de luchtvaartmaatschappijen; ook passagiers zijn tevredener als ze niet over hoeven te stappen.

Bekijk voor meer uitleg de onderstaande video.

De Dreamliner van Boeing, die sinds 2011 in bedrijf is, is een van die nieuwe, zuinigere toestellen. Het tweemotorige vliegtuig is voor een groot deel gebouwd van koolstofvezel en lichte metalen zoals aluminium en titanium. Daardoor ligt het brandstofverbruik 20 procent lager dan bij bestaande vliegtuigen van vergelijkbare omvang. Het toestel kan ongeveer 250 tot 300 passagiers vervoeren.

De A350 is het antwoord van Airbus op de Dreamliner. Op 22 december wordt daarvan de eerste afgeleverd aan Qatar Airways.

Kostbare strop

Kortom: de enorme megavliegtuigen zijn voorbijgestreefd door hun kleinere, zuinigere broertjes. Maar de komst van de tweemotorige vliegtuigen hoeft nog niet het einde te betekenen van de superjumbojets, schrijft luchtvaartkenner Arnold Burlage op Luchtvaartnieuws.nl. Op drukke routes als Londen-Sydney of Parijs-New York kunnen de A380 en 747-8 nog zeker een rol spelen. "De vraag is wel of vliegmaatschappijen dan uiteindelijk toch niet zullen kiezen voor de inmiddels veel zuinigere toestellen", aldus Burlage.

Hoe dan ook, Boeing en Airbus lijken de markt voor supergrote toestellen verkeerd te hebben ingeschat. En dat kan verstrekkende gevolgen hebben. De ontwikkelingskosten van de A380 bedroegen circa 20 miljard euro. Airbus zal naar verluidt quitte spelen op het toestel in de jaren 2015 tot en met 2017. Voor 2018 en daarna is dat niet zeker. Daarmee dreigt de A380 een kostbare misstap te worden voor het concern.