Het nieuwe jaar brengt doorgaans een hoop fiscale veranderingen mee en dat geldt in 2023 zeker ook voor de belasting op spaargeld en beleggingen in box 3. Dit heeft alles te maken met een nieuwe manier waarop de vermogensbelasting wordt berekend.

In de jaarlijkse serie over financiële veranderingen per 1 januari 2023 behandelt Business Insider de belangrijkste zaken die je portemonnee raken. Eerder gingen we in op zorgkosten. In dit deel tweede deel draait het om de vermogensbelasting.

Vanaf 2023 geldt er een overgangsregime voor de vermogensbelasting in box 3 dat tot en met 2025 moet gelden. Daarna wil het kabinet Rutte gaan werken met een systeem waarbij belasting wordt geheven op het daadwerkelijke rendement op spaargeld en beleggingen. Maar zover is het nog niet.

De komende jaren hanteert de Belastingdienst nog steeds een zogenoemd fictief rendement voor spaargeld en beleggingen. Wel wordt dit toegepast op de daadwerkelijke hoeveelheid spaargeld en en andere bezittingen die onder box 3 vallen.

We nemen stapsgewijs door wat dit betekent.

Peildatum vermogen in box 3 blijft 1 januari

Voor het bepalen van de hoogte van het belastbare vermogen in box 3 blijf de fiscus werken met 1 januari als peildatum. Dat geldt dus ook voor 2023.

Fictief rendement: sparen, beleggingen en schulden

Voor 2023 zijn percentages vastgesteld voor het veronderstelde rendement van sparen en beleggen. Daarnaast is er ook een veronderstelde rente op schulden die in box 3 vallen. Het gaat om de volgende percentages:

  • Spaargeld: 0,36%
  • Beleggingen/overige bezittingen: 6,17%
  • Rente op schulden: 2,57%

He gaat hier om voorlopige percentages. De Belastingdienst stelt de definitieve percentages voor het fictieve rendement in 2024 vast.

Peildatum-arbitrage: Belastingdienst kijkt mee

Aangezien het bovengenoemde veronderstelde rendement op sparen veel lager is dan het fictieve rendement van beleggen, kan het aantrekkelijk lijken om bijvoorbeeld beleggingen in aandelen tegen het eind van het jaar te verkopen en de opbrengst tijdelijk op een spaarrekening te zetten. Op 1 januari, de peildatum, valt dan een groter deel van het vermogen onder spaargeld met een lagere belastingdruk tot gevolg. Vervolgens kun je het spaargeld weer gaan beleggen.

De fiscus heeft het risico van zogenoemde peildatum-arbitrage onderkend en hanteert een periode van drie maanden vóór en na 1 januari waarin je moet kunnen aantonen dat transacties uit zakelijke overwegingen worden gedaan.

Als de fiscus meent dat transacties zijn gedaan puur om belasting te ontwijken in box 3, dan kan het zijn dat de Belastingdienst de verschuldigde vermogensbelasting gaat berekenen door de fiscaal gemotiveerde transacties te negeren en te kijken naar de situatie voordat deze transacties werden gedaan.

Berekening van vermogensbelasting in 2023

De nieuwe manier van het berekenen van de te betalen belasting in box 3 is zacht gezegd niet eenvoudig. Aan de hand van een voorbeeld laten we zien hoe dit werkt.

Naast de bovengenoemde percentages voor het fictieve rendement van spaargeld en beleggingen, en de veronderstelde rente op schulden, is ook nog het belastingpercentage van belang. Het voordeel uit sparen en beleggen wordt in 2023 tegen 32 procent belast.

Tot slot moet je weten dat er voor 2023 een heffingsvrij vermogen van 57.000 euro per persoon geldt. Voor fiscale partners is dit het dubbele.

In het eerste voorbeeld kijken we naar een alleenstaande met 200.000 euro vermogen, verdeeld over 100.000 euro spaargeld en 100.000 euro beleggingen. Er zijn geen schulden in box 3.

Stap 1: rendement op spaargeld en beleggingen/overige bezittingen

We starten met de toepassing van de fictieve rendementen voor sparen en beleggen op respectievelijk de 100.000 euro spaargeld en de 100.000 euro aan beleggingen.

In het eerste geval gaat het om 0,36 procent van een ton, ofwel 360 euro. In het tweede geval van 6,17 procent van een ton, ofwel 6.170 euro.

Het totale veronderstelde rendement is daarmee 6.530 euro

Stap 2: vermogen minus eventuele schulden

Het totale vermogen is de optelsom van het spaargeld en de beleggingen/overige bezittingen. Schulden mogen hierop in mindering worden gebracht. Omdat er in dit voorbeeld geen schulden zijn is het vermogen 200.000 euro.

Stap 3: aftrek heffingsvrij deel

Om te komen tot het belastbare vermogen mag het heffingsvrije vermogen van 57.000 euro nog in mindering worden gebracht, waardoor er in dit geval 143.000 euro als 'grondslag' overblijft.

Stap 4: aandeel in de rendementsgrondslag

We zijn nog niet bij het eind, want er is nog een extra tussenstap nodig: de verhouding tussen de 'grondslag' (vermogen na aftrek van het heffingsvrije deel) en het vermogen minus eventuele schulden. In dit voorbeeld gaat het om 143.000 euro (zie stap 3) gedeeld door 200.000 euro (zie stap 2). Dat levert een percentage op van 71,5 procent.

Stap 5: belasting over voordeel uit sparen en beleggen

Tot slot grijpen we nu terug op het bij stap 1 berekende veronderstelde rendement van 6.530 euro. Dit wordt vermenigvuldigd met het in stap 4 berekende percentage van 71,5 procent. Dit levert een zogenoemd 'voordeel uit sparen en beleggen' van 4.669 euro op.

Op het voordeel uit sparen en beleggen wordt het belastingpercentage van 32 procent toegepast. Daarmee is de te betalen belasting 1.494 euro.

Schulden in box 3

In het bovenstaande voorbeeld is het uitgangspunt geweest dat er geen schulden zijn in box 3. Als die er wel zijn, komen die in de berekening op twee manieren terug: bij stap 1 en stap 2.

Op de eerste plaats wordt bij de rendementsberekening van stap 1 op een eventuele schuld het fictieve rendementspercentage van 2,57 procent losgelaten. Het daaruit voortvloeiende rentebedrag gaat in mindering op het berekende rendementsbedrag. Hierbij geldt dat de schuld wel verminderd moet worden met een drempelbedrag van 3.400 euro per persoon.

De schuld keert ook terug in stap 2 om het vermogen na aftrek van schulden vast te stellen. Vervolgens worden de stappen 3 tot en met 5 weer doorlopen.

Lees ook: Fiscaal voordeel van je hypotheek in box 1 of box 3 voor vermogen: hier moet je op letten in 2023

Huis verhuren in box 3 met hypotheek ongunstiger

De manier waarop de vermogensbelasting in box 3 wordt berekend vanaf 2023, heeft ook gevolgen voor particulieren die huizen verhuren. Zeker als daarvoor een hypotheek is afgesloten die ook in box 3 valt.

Hierbij komen nog een aantal extra zaken kijken zoals de 'leegwaarderatio', ofwel het percentage van de WOZ-waarde van een verhuurde woning dat fiscaal wordt meegerekend als vermogen.

Per saldo wordt het verhuren van woningen in box 3 door de nieuwe berekeningsmethodiek zwaarder belast vanaf 2023. Hoe dat kan uitpakken, kun je hier lezen.

Lees meer over geldzaken: