Het gapende gat tussen inflatie en de spaarrente kost je geld. De koopkracht van spaargeld neemt af doordat de vergoeding op sparen te laag is om de gemiddelde stijging van prijzen te compenseren. Anders gezegd: de zogenoemde ‘reële rente’, ofwel het verschil tussen de spaarrente en de inflatie, is negatief.

De negatieve ‘reële rente’ waarmee we de afgelopen jaren te maken hebben, zorgt ervoor dat je steeds minder spullen en diensten kunt kopen met dezelfde hoeveelheid spaargeld plus de rente die je daarop ontvangt.

Hoe de reële rente zich heeft ontwikkeld sinds 2017 is te zien in de onderstaande grafiek. De lichtblauwe lijn geeft inflatie weer en de donkerblauwe lijn de hoogste variabele spaarrente. Het feit dat de lijn van de inflatie consistent boven de lijn van de hoogste variabele spaarrente beweegt, impliceert dat de reële rente negatief is.

De bovenstaande grafiek toont dat de reële rente al lange tijd negatief is. In 2022 is de reële rente extreem diep in het negatieve territorium gedoken vanwege de ontspoorde inflatie.

Begin 2023 is de inflatie weer wat gedaald en zijn de spaarrentes in beweging gekomen, waardoor de reële rente flink minder negatief is geworden. Toch gaat het in maart 2023 nog steeds om min 2,8 procent! Dat is het verschil tussen de hoogste variabele spaarrente van 1,6 procent en de inflatie van 4,4 procent.

Spaargeld en de vermogensbelasting in box 3

Een andere belangrijke factor om rekening mee te houden als je veel spaargeld hebt is, de vermogensbelasting in box 3. Als je meer spaargeld en beleggingen hebt dan het bedrag dat jaarlijks vrijgesteld is, moet je belasting afdragen.

Hieronder laten we zien voor welke bedragen je vermogen in box 3 de afgelopen jaren was vrijgesteld voor de vermogensbelasting:

Te zien is dat het heffingsvrije vermogen gestaag gegroeid is door de jaren heen. In 2017 was 25.000 euro vrijgesteld van de vermogensbelasting en dat is in 2023 gestegen naar 57.000 euro.

De manier waarop vermogensbelasting wordt berekend, is sinds 2022 veranderd. Spaarders betalen daardoor veel minder belasting.

In het nieuwe, tijdelijke regime wordt er rekening gehouden met welk deel van je vermogen bestaat uit spaargeld. De fiscus rekent nog steeds met een zogenoemd fictief rendement op spaargeld, maar dat ligt veel dichter bij daadwerkelijke spaarrentes dan vroeger. Zo gaat de Belastingdienst voor 2023 uit van een rendement van 0,36 procent op sparen dat tegen 32 procent wordt belast.

Je moet duizenden euro's per jaar bijstorten om koopkrachtverlies te compenseren

Maar hoe vertaalt de negatieve reële rente zich in de afname van je reële vermogen? Wij berekenen hieronder wat de negatieve impact van de reële rente was voor spaargelden tussen de 50.000 euro en 250.000 euro.

Daarvoor moeten we eerst de gemiddelde reële rente berekenen per jaar. Dat hebben we gedaan door de hoogste variabele spaarrente uit de eerste grafiek van dit artikel te nemen en de inflatie daarop in mindering te brengen.

De gemiddelde reële rente was vooral in 2022 extreem laag met een negatieve reële rente van bijna 10 procent.

In 2023, waar we gegevens tot en met maart gebruiken, is de gemiddelde reële rente in het eerste kwartaal met min 2,8 procent wat minder negatief geworden. Vóór 2022 schommelde de reële rente tussen de min 1 en min 2 procent.

Als we deze gemiddelde reële rentes vermenigvuldigen met gespaarde bedragen tussen de 50.000 euro en 250.000 euro, krijg je een idee van de bedragen in euro's die je jaarlijks extra had moeten bijstorten uit je inkomen, om de koopkracht van spaargeld stabiel te houden. 

De tabel hieronder laat dit zien voor de jaren vanaf 2017 tot en met 2023. Voor het huidige jaar hebben we een extrapolatie gemaakt op jaarbasis, uitgaande van de gemiddelde negatieve reële rente van het eerste kwartaal van 2023.

We laten het effect van de vermogensbelasting buiten beschouwing.

Te zien is dat je aanzienlijke bedragen had moeten bijstorten op je spaarrekening om je spaargeld waardevast te houden. Met 50.000 euro spaargeld moest je bijvoorbeeld in 2017 en 2018 respectievelijk 450 euro en 650 euro bijstorten om de koopkracht van dit bedrag stabiel te houden. Maar in 2022 ging het om liefst 4.850 euro.

Heb je 250.000 euro op de bank staan, dan had je afgelopen jaar eigenlijk 24.250 euro moeten bijstorten om de koopkracht van dit bedrag gelijk te houden!

In reële termen zijn er dus flinke bedragen verloren gegaan vanwege de hoge inflatie en de lage spaarrentes. Het verlies aan vermogen is in werkelijkheid nog groter, als je rekening houdt met de betaalde vermogensbelasting in box 3.

Lees meer over geldzaken: