• Over je aandelenbeleggingen, cryptotegoeden, spaargeld en een vakantiehuis betaal je vermogensbelasting in box 3.
  • Dat hoeft alleen voor vermogen dat uitkomt boven de vrijstelling van 50.560 euro.
  • Business Insider behandelt in een serie over aftrekposten bij de aangifte voor de inkomstenbelasting in 2022 de belangrijkste punten om op te letten.
  • Lees ook: Belastingaangifte 2022: welke zorgkosten kun je als aftrekpost gebruiken?

Het is misschien wel de meest gehate belasting die we hebben: de vermogensbelasting voor sparen en beleggen n box 3. Zeker de afgelopen jaren is er veel te doen geweest over de fictieve rendementen waar de Belastingdienst mee werkt. Vooral spaarders die nauwelijks rente kregen, maar wel geacht werden een relatief hoog rendement te halen volgend de fiscus, werden daar de dupe van.

Ook bij de belastingaangifte over 2022, die vanaf 1 maart weer ingediend kan worden, speelt de vermogensbelasting in box 3 een belangrijke rol. Zeker nu er een overgangsregime is op weg naar een nieuwe vermogensbelasting.

Er zijn wel twee interessante aftrekposten box 3: schulden en groene beleggingen. Hoe dat precies ziet, kun je lezen in deel 2 van de jaarlijkse serie van Business Insider over fiscale aftrekposten.

Lees ook: Belastingaangifte 2022: welke zorgkosten kun je als aftrekpost gebruiken?

Belastingdienst rekent nog steeds met een fictief rendement

De waarde van vermogen zoals spaargeld, beleggingen op de beurs en een tweede huis moet je aangeven in box 3: inkomen uit sparen en beleggen.

Je betaalt niet belasting over het werkelijke rendement over je vermogen (zoals ontvangen spaarrente, couponrente over obligaties of koersstijgingen van je aandelenbeleggingen), maar over een door de overheid vastgesteld fictief rendement.

Voor spaarders – met name met grotere vermogens - heeft het fictief rendementen jarenlang ongunstig uitgepakt. Zij kregen over hun spaartegoeden een heel lage en soms zelfs negatieve rente, terwijl de fiscus rekende met een veel hoger fictief rendement. Feitelijk betaalden ze dus belasting over geld dat ze nooit hadden ontvangen.

Na een vernietigend oordeel hierover door de Hoge Raad, heeft het kabinet besloten het belastingsysteem te veranderen. Vanaf 2026 moet er belasting worden geheven over het werkelijke rendement op je vermogen.

Of dat ook gaat gebeuren, valt overigens nog te bezien. Omdat dit zo complex is om uit te voeren, ligt er momenteel ook een variant op tafel waarbij tóch met een fictief rendement wordt gerekend. Maar ook bij die variant zal het uitgangspunt zijn dat beter wordt aangesloten bij de werkelijkheid op de financiële markten.

Lees ook: Misschien toch geen vermogensbelasting in box 3 op basis van werkelijk rendement van sparen en beleggen: dit is het alternatief

Hoe het nieuwe systeem er uiteindelijk uit zal zien, moeten we nog even afwachten. In de tussenliggende jaren geldt er een tijdelijke regeling, waarbij nog steeds wordt gerekend met fictieve rendementen. Over die rendementen moet je 31 procent belasting betalen.

In je belastingaangifte over 2022 kun je kiezen uit twee rekenmethodes, die we hieronder kort toelichten.

Vermogensbelasting box 3: oude rekenmethode

De eerste methode komt je waarschijnlijk bekend voor, want deze werd de afgelopen jaren al gebruikt. Hierbij wordt gewerkt met drie schijven, met elk een ander fictief rendement.

Dit betaal je bij de oude rekenmethode effectief over je vermogen. Ofwel de te betalen belasting als percentage van het vermogen.

  • 0 tot 50.650 euro: vrijgesteld
  • 50.650 tot 101.300 euro: 0,56 procent
  • 101.300 tot 1.013.000 euro: 1,35 procent
  • Voor elke euro daarboven: 1,71 procent

Zoals je ziet neemt de belastingdruk toe naarmate het vermogen groter is. Dat komt omdat de overheid ervan uitgaat dat mensen met een groter vermogen meer beleggen en daardoor een hoger rendement behalen dan mensen met een lager vermogen.

Net als bij de inkomstenbelasting gelden de tarieven alleen voor het deel van je vermogen dat binnen een bepaalde schijf valt. Heb je bijvoorbeeld 70.000 euro spaargeld, dan betaal je dus niet over het volle pond 0,56 procent belasting, maar alleen over het gedeelte dat uitkomt boven 50.650 euro. Je moet dan dus 108 euro vermogensbelasting betalen (0,56 procent over 19.350 euro).

… en dit is de nieuwe methode voor de belasting op spaargeld en beleggingen

Je kunt ook kiezen voor een andere methode, waarbij wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van je vermogen over drie categorieën:

  • spaargeld
  • beleggingen
  • eventuele schulden.

De fiscus werkt met een fictief rendement voor spaargeld, beleggingen en schulden dat tegen 31 procent wordt belast. De veronderstelde rendementen zijn als volgt:

  • Spaargeld: 0,00 procent
  • Beleggingen, vakantiehuis en dergelijke: 5,53 procent
  • Schulden: 2,28 procent.

Doordat de fiscus uitgaat van 0 procent rendement op spaargeld in 2022, betaal je de facto over al je spaargeld geen belasting.

Maar voor beleggingen wordt gerekend met een aanzienlijk hoger rendement. Om die reden is de nieuwe rekenmethode het meest gunstig voor mensen die veel spaargeld hebben.

Je hoeft niet zelf uit te rekenen welke rekenmethode voor jou de beste is. Dat doet de aangiftesoftware van de Belastingdienst voor jou.

Kies de juiste peildatum voor je vermogen

Bij de aangifte voor de vermogensbelasting moet je altijd de waarde op de eerste dag van het kalenderjaar opgeven.

Bij je aangifte over 2022 moet je dus kijken naar je vermogen op 1 januari 2022. Neem dus niet de waarde van 31 december van dat jaar!

Het spaargeld van je kinderen telt ook mee

Heb je minderjarige kinderen, dan moet je ook hun vermogen aangeven en daar belasting over betalen. Dit geldt alleen voor kinderen die op 1 januari 2022 nog geen 18 jaar waren. Meerderjarige kinderen moeten zelf belasting betalen over hun vermogen, mits dat uitkomt boven de drempel van 50.650 euro.

Was je het hele jaar gescheiden en staan jij en je ex-partner niet op hetzelfde adres ingeschreven, dan moet elke ouder de helft van de bezittingen en schulden van de kinderen aangeven.

Zó zit het met je en/of rekening

Heb je een en/of-rekening, dan hangt het af van relatie met de andere rekeninghouder welke waarde je opgeeft. Deel je de rekening met je fiscale partner, dan moet je allebei het volledige saldo opgeven.

Deel je de rekening met iemand anders, bijvoorbeeld je moeder, dan moet je alleen het deel van de rekening aangeven dat van jou is: het bedrag dat je zelf hebt op de rekening hebt gezet of dat een ander voor jou heeft gestort.

Vakantiehuis: hiervoor geldt een andere peildatum

Behalve het saldo op spaar- en beleggingsrekeningen valt ook de waarde van een vakantiehuisje als vermogen in box 3. Kies je voor de nieuwe rekenmethode, dan valt dit in de categorie ‘beleggingen / andere bezittingen’.

Hier mag je wel een eventuele hypotheekschuld van af trekken (zie verderop). De rente hierover is helaas niet aftrekbaar, omdat het huis niet je hoofdverblijf is. Maar ontvangen huuropbrengsten hoef je niet op te geven.

Let wel goed op de waardepeildatum. Anders dan bij je spaartegoeden of beleggingen moet dit 1 januari van het jaar vóór het aangiftejaar zijn: dus 1 januari 2021 (en niet 1 januari 2022).

Welke waarde je moet opgeven hangt af van de locatie van het huis:

  • Staat de woning in Nederland, dan moet je de WOZ-waarde opgeven.
  • Heb je een huis in het buitenland, dan geldt de waarde in het economisch verkeer.

Verhuur je een huis in afwachting van een koper, dan moet je ook de waarde van die woning opgeven in box 3. Alleen valt deze in de categorie ‘overige onroerende zaken’, in plaats van ‘tweede woning’. Ook hiervoor geldt als waardepeildatum 1 januari 2021.

… dit geldt ook voor huis voor studerend kind

Heb je een woning gekocht voor je studerende kind, dan geldt hetzelfde regime. Je moet over de marktwaarde na aftrek van een eventuele schuld belasting betalen in box 3. Ontvangen rente hoef je niet op te geven.

Uitstaande vorderingen, contant geld en cadeaubonnen

Geld dat je hebt uitgeleend moet je eveneens opgeven als vermogen in box 3. Denk bijvoorbeeld aan een schenking op papier.

Het is de vraag of veel Nederlanders dit doen, want het is lastig te controleren. Maar wist je dat je officieel ook contant geld en cadeaubonnen moet opgeven als vermogen? Hiervoor geldt wel een vrijstelling van 560 euro (of het dubbele als je een fiscaal partner hebt). Alleen de bedragen die hier bovenuit komen moet je opgeven.

Groene beleggingen? Je valt dubbel in de prijzen

Beleg je in een groenfonds (een door de fiscus erkend fonds dat deelneemt in projecten voor milieubescherming)?

Dan krijg je op twee fronten extra belastingvoordeel:

  • Ten eerste krijg je een aparte vrijstelling voor de vermogensbelasting van 61.215 euro (of het dubbele als je een fiscaal partner hebt). Je hoeft alleen belasting te betalen als de waarde van deze beleggingen boven dit bedrag uitkomt.
  • Daarnaast krijg je een korting op de te betalen inkomstenbelasting van 0,7 procent over het saldo op deze groenrekening tot 61.215 euro (of het dubbele bij fiscaal partnerschap).

Ben je benieuwd welke groenfondsen hiervoor in aanmerking komen? Check het in dit overzicht van de Belastingdienst.

Beleggingen in cryptomunten

Bezat je op 1 januari 2022 bitcoins of andere cryptomunten? Ook de waarde van die munten moet je opgeven in box 3. Vergeet dit niet te doen, want de kans dat de Belastingdienst jouw tegoeden ontdekt is groter dan je misschien denkt.

De koersen kunnen verschillen tussen diverse cryptobeurzen. Om discussies te voorkomen eist de fiscus dat je de koers hanteert op het gebruikte omwisselplatform.

Lees ook: 4 dingen die je moet weten over crypto’s en de fiscus – de Belastingdienst checkt bij cryptobeurzen of je coins hebt

Heb je een appartement? Geef jouw aandeel in vermogen van de Vereniging van Eigenaren op

Heb je een koopappartement en ben je lid van een Vereniging van Eigenaren (VvE), dan moet je ook jouw aandeel in het vermogen van de VvE opgeven in box 3. Dit spaarpotje wordt gebruikt om bijvoorbeeld het gebouw en een eventuele lift te onderhouden en schoon te maken.

Zó zit het met PGB-tegoeden

Maak je aanspraak op een persoonsgebonden budget (PGB)? Dan moet je het tegoed dat op 1 januari 2022 op je bankrekening stond aangeven onder het kopje ‘bank- en spaartegoeden’.

Er geldt wel een uitzondering. Heeft het PGB-tegoed betrekking op een eerder belastingjaar en moet je dit (deels) terugbetalen of is het bedrag verrekend met je PGB over 2022? Dan geldt dat bedrag als een schuld, die je van je vermogen mag aftrekken (zie verderop, onder het kopje ‘Schulden’).

Dit hoef je niet op te geven in box 3

Rente die je op je spaarrekening wel hebt opgebouwd, maar nog niet is bijgeschreven hoef je niet op te geven. Alleen je werkelijke banktegoed telt.

Ook gewone spullen, zoals een auto of sieraden, hoef je niet bij je vermogen in box 3 op te tellen. Dit geldt eveneens voor kunstvoorwerpen, tenzij die als belegging zijn bedoeld.

Als bijvoorbeeld je vader is overleden en jij een vordering op je moeder die niet opeisbaar is, dan moet je moeder inkomstenbelasting betalen over de hele nalatenschap. Jijzelf hoeft deze bezittingen dus niet aan te geven in box 3, want jij beschikt er niet over. Helaas mag je moeder de schuld aan jou niet aftrekken van haar vermogen in box 3.

Schulden: mooie aftrekpost in box 3

Van je vermogen in box 3 mag je eventuele schulden aftrekken. Dit kunnen verschillende soorten schulden zijn, zoals:

  • een lening voor een auto
  • roodstand bij de bank
  • toeslagen die je moet terugbetalen
  • een bedrag van het persoonsgebonden budget dat je moet terugbetalen
  • erfbelasting die je nog verschuldigd bent of
  • een schuld door een schenking op papier.

Studieschulden en lening voor je vakantiehuis

Ook studieschulden mag je aftrekken van je vermogen in box 3, behalve als de schuld nog kan worden omgezet in een gift. De rente over een studieschuld is helaas niet aftrekbaar in box 1 onder het kopje ‘studiekosten’ in box 1.

Ook een schuld voor de financiering van een tweede huis, zoals een vakantiewoning, mag je in mindering brengen op je vermogen.

Dit geldt eveneens voor een hypotheekschuld die je niet in box 1 mag aftrekken, omdat het geen eigenwoningschuld is. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als je een huis hebt gekocht dat nog in aanbouw is en waar je de komende drie jaar nog niet in zal trekken. Of een huis dat je voor je studerende kind hebt gekocht.

Schulden zijn alleen aftrekbaar als ze uitkomen boven een drempel

Er schuilt bij schulden wel een addertje onder het gras. Je hebt te maken met een drempel van 3.200 euro of het dubbele als je een fiscaal partner hebt.

Heb je weinig schulden, dan vis je dus helaas achter het net. Is bijvoorbeeld een roodstand van 100 euro je enige schuld, dan mag je dat dus niet in mindering brengen op je vermogen.

… bovendien mag je niet elke schuld aftrekken

Helaas mag je niet alle schulden in mindering brengen op je vermogen. Zo mag je betaalde kinderalimentatie niet opgeven als schuld in box 3.

Ook belastingschulden vallen er over het algemeen buiten, met uitzondering van verschuldigde erfbelasting. Een belastingschuld van een voorlopige aanslag is onder voorwaarden wel aftrekbaar.

Een hypotheekschuld voor het huis waar je woont geef je niet op in box 3, maar in box 1.

Ook ondernemingsschulden en lopende termijnen van schulden met een looptijd korter dan één jaar mag je niet in mindering brengen op je box 3-vermogen. Hetzelfde geldt, zoals hierboven is besproken, voor schulden aan je kind die niet opeisbaar zijn omdat je na het overlijden van je partner alleen bent overgebleven.

Verdeel je vermogen slim

Tot slot nog een tip die soms wel honderden euro’s belastingvoordeel kan opleveren. Heb je een fiscaal partner, dan moet je het vermogen van jullie beiden opgeven. Maar je hoeft niet de werkelijke verdeling aan te houden: je mag ermee schuiven, zodat het voor jou gunstig uitpakt.

Heeft bijvoorbeeld een van beiden een groot vermogen, dan kan het slim zijn om in je aangifte dat vermogen over beiden te verdelen, zodat een kleiner deel in de hoogste belastingschijf valt.

Lees meer over aftrekposten en over box 3-belasting: