Het kabinet Rutte IV presenteert op Prinsjesdag een fors pakket ter ondersteuning van de koopkracht van vooral lagere inkomens die lijden onder de hoge inflatie. De steun komt in 2023 en wordt betaald door lastenverzwaringen voor het bedrijfsleven en burgers met spaargeld en beleggingen.

Het tarief voor de vermogensbelasting in box 3 gaat vanaf 2023 in stappen van 1 procentpunt per jaar omhoog. In 2025 moet het tarief dan op 34 procent liggen, tegen een belastingtarief van 31 procent in 2022. Aangezien de vermogensheffing op spaargeld en beleggingen behoorlijk ingewikkeld in elkaar zit, is wellicht niet meteen duidelijk hoeveel dat scheelt.

Van belang is dat door een aanpassing van de manier waarop er belasting wordt geheven in box 3, de komende jaren in principe gewerkt gaat worden met de zogenoemde ‘spaarvariant’ bij de vermogensbelasting.

Om een idee te geven van hoe een verhoging van het belastingtarief in box 3 kan uitpakken, geven we hieronder een voorbeeld gebaseerd op de situatie in 2022, waarbij we het verschil laten zien tussen een belastingtarief van 31 procent en 34 procent.

De Belastingdienst heeft in een stappenplan uitgelegd hoe de nieuwe heffing op spaargeld en beleggingen werkt. Aan de hand hiervan kijken we wat er gebeurt als je 100.000 euro spaargeld en 100.000 euro aan beleggingen hebt.

1) Rendement per soort vermogen in box 3

De fiscus stelt jaarlijks per soort vermogen een fictief rendement vast. Voor het belastingjaar 2022 geldt voor spaargeld een rendement van minus 0,01 procent (licht negatief dus) en voor beleggingen een rendement van 5,53 procent.

Als je 100.000 euro spaargeld en 100.000 euro aan beleggingen hebt, is het veronderstelde rendement op spaargeld dus 10 euro negatief en het rendement op beleggingen 5.530 euro. Als je dat samen neemt kom je uit op 5.520 euro.

In dit voorbeeld laten we de rol van schulden in box 3 voor de eenvoud buiten beschouwing.

2) Rendement op totaal vermogen aan spaargeld en beleggingen

In de volgende stap neem je het totale vermogen en kijk je wat het rendementspercentage is. In dit voorbeeld is het totale vermogen 200.000 euro. Het veronderstelde rendement is 5.520 euro, waardoor het rendementspercentage op 2,76 procent uitkomt.

3) Rendementspercentage toepassen op belastbare vermogen

Op het totale vermogen mag je eventuele schulden én de jaarlijkse vrijstelling in mindering brengen. Voor 2022 geldt een heffingsvrij vermogen van 50.650 euro per persoon. Voor fiscale partners is dit dus het dubbele.

Als we in dit voorbeeld uitgaan van het vermogen van één persoon zonder schulden, dan mag de twee ton verminderd worden met 50.650 euro. Het belastbare vermogen is dan 149.350 euro.

Op het belastbare vermogen kun je vervolgens het berekende rendementspercentage van 2,76 procent loslaten, wat een bedrag van 4.122 euro oplevert. Dit heet officieel het "voordeel uit sparen en beleggen".

4) Belasting in box 3 over voordeel uit sparen en beleggen: 31% of 34%

Nu zijn we bij de laatste stap, waarbij het belastingtarief om de hoek komt kijken. Voor 2022 geldt een belastingpercentage van 31 procent. Als je dat toepast op het voordeel uit sparen en beleggen van 4.122 euro, rolt daar een te betalen belasting uit van 1.277,83 euro.

Je kunt nu ook vrij eenvoudig zien wat er gebeurt als het belastingtarief wordt verhoogd naar 34 procent, belastingpercentage dat gaat gelden in 2025. Dan komt de te betalen belasting uit op 1.401,50 euro. Ofwel: een verschil van bijna 124 euro als je twee ton hebt waarvan de helft uit spaargeld en de helft uit beleggingen bestaat. Dat is dan de solidariteitsbijdrage voor de koopkrachtsteun voor lagere inkomens die veel last hebben van hoge energierekeningen.

LEES OOK: Let op als je belastingaangifte hebt gedaan over 2021: mogelijk extra voordeel in box 3 voor sparen en beleggen