De huizenmarkt is oververhit en dat geldt niet alleen voor de Randstad. In de hele westerse wereld wordt de kloof tussen het reële gemiddelde inkomen en reële huur- en koopprijzen groter. En Amsterdam spant hierbij de kroon.

Dat blijkt uit berekeningen van het Britse consultancybureau Knight Frank in hun recent uitgebrachte onderzoeksrapport The Knight Frank Affordability Monitor 2019.

Het is nu nét een van die internationale lijstjes waar je als stad niet in wilt komen. Gemeten over de laatste vijf jaar verslechterde nergens de betaalbaarheid van huizen meer dan in Amsterdam.

De onderzoekers van Knight Frank kwamen tot deze conclusie door over de periode van 2013 tot 2018 bij 32 wereldsteden te kijken naar het deel van hun inkomen dat mensen moeten besteden aan woonlasten en de stijging van de woonlasten in vergelijking met de stijging van de lonen.

Onze hoofdstad komt daarbij het slechtste uit de bus en nestelt zich samen met Vancouver en Auckland boven aan de top drie van ‘metropolen’ die Knight Frank als ‘minst betaalbaar’ betitelt.

Amsterdam, Vancouver en Auckland zagen een enorm gat ontstaan tussen de stijging van de reële huizenprijzen en de ontwikkeling van het reële inkomen. Het woordje 'reëel' betekent in dit verband dat er is gecorrigeerd voor het effect van de inflatie op de koopkracht van geld.


Geen Londense of New Yorkse toestanden in Amsterdam, maar Amsterdamse toestanden in Londen en New York.

Wonen in Amsterdam werd de afgelopen vijf jaar 63,6 procent duurder, terwijl het inkomen van Amsterdammers maar met 4,4 procent toenam. In geen enkele andere wereldstad was die verhouding zo scheef, al zit Berlijn ons op de hielen. Daar werd wonen 63,4 procent duurder en stegen de lonen met 7 procent.

Ook Dublin is zeer in trek vanwege de sterk groeiende economie en dat zorgt voor krapte op de woningmarkt. De woonlasten zijn met in de Ierse hoofdstad met 61,9 procent gestegen, terwijl het gemiddelde inkomen met slechts 13,2 procent toenam.

Mokum laat Londen, Parijs en New York mijlenver achter zich in de berekeningen van Knight Frank. Neem bijvoorbeeld de Britse hoofdstad, waar de stijging van de reële huizenprijs 32,8 procent bedroeg en de lonen met 7,5 procent stegen. In New York (een huizenprijsstijging van 7,7 procent en een inkomenstoename van 10,6 procent) en Parijs (1,8 en 0,2 procent) werd het wonen zelfs iets betaalbaarder.

En voor wie van koude winters en warme zomers houdt én zijn of haar Russisch een beetje heeft bijgehouden: in Moskou nam de huizenprijs met een miezerige 0,1 procent toe en steeg het reële inkomen met een meer dan keurige 22,7 procent.


Wie betaalbaar wil wonen, moet de warmte opzoeken - Sao Paulo, Manila en Rome scoren het beste.


De kloof tussen huizenprijzen en inkomen groeit wereldwijd - in 2018 bedroeg deze al 740 miljard dollar.

In 2018 is het gat tussen de stijging van reële huizenprijzen enerzijds en reëel inkomen anderzijds opgelopen tot 740 miljard dollar, berekende Knight Frank. Een schokkende constatering, stellen de onderzoekers.

"Dit is geen probleem van één of twee steden, voor vrijwel iedere wereldstad die we onderzochten wordt de beschikbaarheid van betaalbare huizen voor het werkende deel van de bevolking een steeds prangender vraagstuk", aldus het rapport.

Over de 32 steden gemeten liep de huizenprijs gemiddeld 16 procent uit op het inkomen. In reactie hierop ziet Knight Frank ziet dan ook woon- en beleidstrends die aan populariteit winnen: van woongemeenschappen tot microwoningen en stadsbesturen die er alles aan doen de transportverbindingen van en naar de stad te verbeteren.

Niet voor niets speelt Amsterdam met de gedachte de kersverse Noord-Zuidlijn door te trekken naar Schiphol.

De echte woningmarktfanaten vinden het volledige rapport hier.

Lees meer: