Veel ondernemers kozen er de afgelopen jaren voor om werknemers via een payrollconstructie in te zetten. Maar door gerechtelijke uitspraken, staat payrolling onder druk, constateert Sonia Beedie.

De voordelen van een payrollconstructie voor ondernemers zijn groot: de administratieve last wordt de ondernemer uit handen genomen en de juridische risico’s worden ingeperkt. Maar het is de vraag hoe lang met name dat juridische voordeel nog blijft bestaan.

De gedachte achter de payrollconstructie is dat de werknemer juridisch gezien in dienst is bij de payrollonderneming, terwijl de feitelijke werkzaamheden worden verricht bij de organisatie die hem of haar heeft ingehuurd.

Dit betekent dat de payrollonderneming zorgt voor uitbetaling van het salaris, het vakantiegeld en doorbetaling bij ziekte.

Daarnaast neemt de payrollonderneming het ontslagrisico. Als de ondernemer besluit dat een werknemer niet meer in de onderneming past, dan kan de werknemer slechts aankloppen bij de juridische werkgever, de payrollonderneming.

Tegen die achtergrond is het begrijpelijk dat de payrollconstructie populair is geworden: de ondernemer hoeft alleen de payrollvergoeding te betalen en de payrollonderneming zorgt voor de rest. In de praktijk zorg payrolling voor een flexibele schil voor een aantrekkelijke prijs.

Sociaal akkoord

Het lijkt er echter op dat een aantal van deze voordelen zal worden ingeperkt. In het Sociaal Akkoord is al aangekondigd dat de bijzondere ontslagregels bij payrolling - ontslag van een werknemer door de payrollbedrijf is relatief gemakkelijk - worden ingeperkt.

Maar ook in een aantal recente rechterlijke uitspraken zorgt ervoor dat payroll minder interessant wordt.

De rechter heeft al een aantal keer de payrollconstructie doorbroken en aangeven dat  de werknemer niet (alleen) zijn juridische werkgever kan aanspreken, maar ook de ‘feitelijke werkgever’.

In een uitspraak van afgelopen maart oordeelde de  rechtbank Oost-Nederland dat de arbeidsovereenkomst niet door de payrollonderneming kon worden beeïndigd. De rechter was van oordeel dat er in feite sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de materiële werkgever (de organisatie waarvoor het werk werd verricht, red.)  en de werknemer.

In een tussenvonnis in juni van rechtbank Den Haag, besloot de rechtbank dat de werknemers bij een payrollconstructie zich voor uitbetaling van de opgebouwde vakantie- en verlofrechten kunnen richten tot de feitelijk werkgever. Ook in dit geval was de payrollonderneming weliswaar een contractuele arbeidsrelatie aangegaan, maar die constructie had naar het oordeel van de rechtbank geen zelfstandige juridische betekenis.

Wat kun je als ondernemer doen?

Je kunt als ondernemer moeilijk voorkomen dat je wordt aangesproken als werkgever. Wat je wel kunt doen is met de payrollonderneming afspraken maken dat je in zo'n geval schadeloos wordt gesteld. Aan een dergelijke contractueel vastgelegde schadeloosstelling heb je echter niets als de payrollonderneming failliet zou gaan.

Een andere oplossing is om af te spreken  dat een deel van de vergoeding voor de payrolldiensten pas hoeft te worden voldaan op het moment dat de payrollonderneming aan alle werkgeversverplichtingen heeft voldaan, dus dat vakantiegeld en dergelijke ook daadwerkelijk door de payroller zijn betaald.

Sonia Beedie  is advocaat bij Pellicaan Advocaten en gespecialiseerd in arbeidsrecht.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl