De Amerikaanse president Donald Trump ziet militair ingrijpen als een optie om de politieke crisis in Venezuela te bezweren. Dat heeft hij vrijdag laten weten.

Ook weigert hij contact met de Venezolaanse president Nicolás Maduro, zolang de democratie niet is hersteld.

,,Venezuela is niet ver weg. De mensen lijden en zijn aan het doodgaan. We hebben veel opties voor Venezuela waaronder een mogelijk militaire optie, mocht dat nodig zijn”, zei Trump tegenover journalisten op zijn vakantieverblijf in Bedminster.

Hij deed zijn uitspraak in het bijzijn van minister van Buitenlandse Zaken, Rex Tillerson en de Amerikaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties, Nikki Haley. De drie hadden vlak daarvoor een ontmoeting gehad.

Het Pentagon, het hoofdkwartier van de Amerikaanse strijdkrachten, liet weten dat over een militair ingrijpen nog geen enkel bevel was gegeven vanuit het Witte Huis.

'Krankzinnig'

De Venezolaanse minister van Buitenlandse Zaken noemde in een televisietoespraak de dreigende woorden van Trump een ,,daad van krankzinnigheid''. Volgens Vladimir Padrino zit er een ,,extremist'' aan het roer bij de Verenigde Staten.

Het Witte Huis liet vervolgens weten dat Maduro geprobeerd heeft telefonisch contact te krijgen met Trump. In een verklaring staat dat Trump ,,graag'' in gesprek wil met Maduro, maar pas wel ,,als de democratie is hersteld'' in het land.

De regering-Trump heeft wel al onder meer de tegoeden van een aantal vooraanstaande Venezolanen bevroren. Onder hen de broer van oud-president Hugo Chávez en een vooraanstaand adviseur van Maduro.

Sancties

De betrokkenen zijn medeverantwoordelijk voor ,,beleid of maatregelen die het democratisch proces in Venezuela ondermijnen'', was de verklaring. Ook sancties tegen de olie-industrie van Venezuela worden gezien als mogelijk instrument.

De oppositie in Venezuela is feitelijk buitenspel gezet door president Maduro. Een nieuw gekozen grondwetgevende vergadering heeft zichzelf boven het parlement gesteld. Zowel de oppositie als een almaar groeiend aantal buitenlandse regeringen weigeren de grondwetgevende vergadering te erkennen.