Topbestuurders van beursgenoteerde bedrijven en staatsbanken zien hun beloning fors toenemen. Hoe erg is dat?  Sandra Phlippen over de tegenstrijdige prikkels op de markt voor topbeloningen.

De beloning van bestuursvoorzitters bij beursgenoteerde bedrijven in Nederland neemt fors toe, zo kopte het Financieele Dagblad maandag. Dinsdag deed de Volkskrant het nog eens dunnetjes over met een eigen inventarisatie.

Nadat afgelopen week al de nodige berichten over hogere salarissen bij staatsbank ABN Amro en de voormalige steunbank ING doorsijpelden, is de discussie over exorbitante beloningen aan de top helemaal terug.

Belangrijk pijnpunt lijkt te zijn dat de salarissen van de rest van de werkvloer veel minder stijgen, waardoor de inkomenskloof groeit. Maar is dat nou zo erg?

Nee, nee, nee

Nee, zegt de economische theorie want wie meer presteert, meer verantwoordelijkheid draagt, meer risico loopt en vooral wie schaarse vaardigheden bezit, tja, die krijgt nou eenmaal meer betaald. Het salaris van een Chief Executive Officer (CEO)  is precies het marktevenwicht waarbij de commissarissen van het bedrijf (die de kandidaat voordragen) nog net die ene topbestuurder met de gevraagde vaardigheden kon vinden die het daarvoor wil doen.

Nee, zegt de economische theorie ook, omdat het verschil tussen salaris op de werkvloer en salaris aan de top een tournament incentive geeft. Dat is een prikkel om hogerop te komen. Daardoor werkt iedereen net een beetje harder dan hij of zij anders zou doen. Dat komt het bedrijf als geheel ten goede.

Nee, zegt tenslotte de economische theorie, want het gaat hier om een bedrijf in een concurrerende omgeving. Als de aandeelhouders zo dom zijn om een veel te hoog salaris te bieden ten opzichte van wat de baas presteert, dan zal dat salaris uiteindelijk een opslag op de marktprijs van de producten betekenen, waardoor het bedrijf zichzelf uit de markt prijst.

Beloning topbestuurder: werkt de economische theorie?

Of is de loonkloof toch wel erg?

Op de drie nee’s valt heel veel af te dingen en dat gebeurt ook in de economische wetenschap. Zo blijkt de markt voor CEO-vaardigheden helemaal niet zo transparant.

Commissarissen hebben bij het rekruteren van kandidaten niet altijd genoeg tijd kunnen steken in hun taak, zodat ze zich vooral bedienen van interne informatie van de personeelsafdeling en adviezen van de consultant. Die consultant heeft niet automatisch belang bij een zo laag mogelijk salarisadvies, bijvoorbeeld omdat de opdrachtgever voor een vervolgklus weer diezelfde topman is.

Consultants blijken volgens econoom Stuart Gillan een hoog salaris te adviseren als het bedrijf goed presteert. Echter, als het slecht presteert, adviseert de consultant ook een hoog salaris, maar dan met het argument dat een marktconform salaris wordt bepaald door peers in de sector. Plus een schepje erbovenop natuurlijk, want anders krijg je niet de beste.

Beetje loonverschil prima, extreme kloof problematisch

De drie nee’s worden ook in twijfel worden getrokken omdat het nog maar de vraag is hoeveel verschil tussen de beloning van de top en het salaris op de werkvloer tot extra prestaties aanzet.

Er zijn studies die suggereren dat er ook te veel verschil kan ontstaan tussen de baas en de werkvloer. Meer verschil zet dan niet aan tot betere prestaties. Daarbij speelt mogelijk ook het feit dat vele bestuursvoorzitters niet opgeklommen zijn in een organisatie, maar gerekruteerd worden uit een zeer select mondiaal netwerk van roulerende topfunctionarissen.

Tenslotte is het ook heel lastig te bepalen of het salaris van een topman of -vrouw wordt terugverdiend in het bedrijf. De onderneming is aan vele invloeden onderhevig.

Het valt lastig te bepalen welke veranderingen worden teweeggebracht en welke rampen worden voorkomen door toedoen van de hoogste bestuurder. Econoom Oreana Bandiera van de London School of Economics is in dit verband bezig met grootschalig onderzoek bezig naar de vraag ‘Wat doet een CEO de hele dag?’

Wat gebeurt er met een salarisplafond?

Een hele andere manier om meer te weten te komen over de vermeende schadelijkheid van topbeloningen is door te kijken wat er gebeurt als je dat niet doet. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de topsalarissen gemaximeerd worden?

In de Nederlandse financiële sector is sinds kort in ieder geval het variabele deel van het salaris gemaximeerd. Of die sector goed vergelijkbaar is met andere bedrijfstakken en of het aftoppen van het variabele deel werkt als prijsplafond, is maar zeer de vraag. Toch is het een mooi voorbeeld.

De variabele beloning is  ten opzichte van het basisloon inmiddels gemaximeerd tot 20 procent. Tegelijk is de financiële sector momenteel vrijwel de enige sector in Nederland waar zich een enorme verruiming van de arbeidsmarkt begint voor te doen (zie dit artikel in vakblad ESB).

Sinds 2014 is het aantal openstaande vacatures enorm gegroeid, terwijl er tegelijk veel mensen zoeken naar werk. Het punt is alleen, dat het de laag opgeleiden zijn die werk zoeken dat verdwijnt door automatisering, terwijl voor de snelle jongens het werk voor het oprapen ligt. Die vacatures voor hoger opgeleiden in de financiële sector blijven mogelijk leeg door de maximering van het variabele deel van de beloning.

Minder Zuidas-bankiers niet per se ramp

Wat er kan gebeuren als beursgenoteerde bedrijven hun topsalarissen gaan beteugelen, is dat er kostbare productie verloren gaat omdat vacatures niet worden opgevuld. Of dit voor de financiële sector zo erg is, valt te betwijfelen. Er waren immers een aantal producten die daar beter niet hadden kunnen worden geproduceerd.

Het schaarse menselijke kapitaal van al die slimmerds in de financiële sector kan misschien wel meer goeds doen voor de samenleving in het Nederlandse grootbedrijf.

Sandra Phlippen is hoofdredacteur van het economisch vakblad ESB

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl