Iemand die na de verkoop van zijn huis een restschuld heeft, hoeft lang niet altijd te rekenen op hulp van de verzekeraar.

Volgens de Vereniging Eigen Huis (VEH) stranden daardoor verhuisplannen en dat is slecht voor het herstel van de woningmarkt.

Een restschuld ontstaat als een huis na verkoop minder opbrengt dan de hypotheekschuld op dat huis. Die schuld kan worden afgelost met bijvoorbeeld spaargeld, maar ook worden meegefinancierd bij de koop van een nieuwe woning.

Volgens VEH weren verzekeraars juist dat meefinancieren af. De organisatie wil dat verzekeraars en andere geldverstrekkers “met adequate regelingen voor restschuldfinanciering komen”.

Nauwelijks informatie

Op de websites van banken en verzekeraars is volgens de vereniging nauwelijks informatie te vinden over de mogelijkheden van restschuldfinanciering. “Praktijksituaties of rekenvoorbeelden van extra maandlasten ontbreken overal”, aldus VEH.

De belangenorganisatie pleit ook voor verandering van de periode van 10 jaar waarover de rente over een restschuld aftrekbaar is. De vereniging wil dat die periode van renteaftrek gelijk wordt aan de resterende looptijd van de oorspronkelijke hypotheek.

Verzekeraars oneens met kritiek

Het Verbond van Verzekeraars is het oneens met de kritiek van VEH en stelt dat verzekeraars juist met de klant actief naar oplossingen zoeken. "Wel worden verzekeraars belemmerd door het feit dat zij - anders dan banken - geen consumptief krediet in dit soort situaties mogen verstrekken. Waar nog ruimte is om het beleid en de informatievoorziening te verbeteren, zal het Verbond van Verzekeraars met zijn leden de handschoen beslist oppakken'', aldus de koepelorganisatie.

Momenteel staan ruim 1 miljoen woningen in Nederland 'onder water', waardoor huiseigenaren bij verkoop te maken krijgen met een restschuld. Gemiddeld bedraagt die restschuld na de verkoop ongeveer 35.000 euro.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl