De plannen zijn nog niet concreet, maar de Nederlandse Aardolie Maatschappij
(NAM), een dochter van energiereus Shell, kijkt verlekkerd naar de oude
olievelden in het westen van Nederland.

In de jaren tachtig werden de meeste velden gesloten. Ze kostten meer dan ze
opleverden. Met een prijs van meer dan 125 dollar per vat is het wel weer
rendabel om die olie uit de grond te halen, denkt de NAM.

Op dit moment produceert Nederland zo’n anderhalf miljoen kubieke meter
ruwe olie per jaar. Het grootste deel daarvan komt uit de bodem van de
Noordzee. Slechts 20 procent komt van het vaste land, uit het enkele veld
bij Rijswijk dat nog in gebruik is.

In de jaren zestig was de landproductie nog vele malen hoger. In 1965 piekte
de oliewinning op land met ruim 2,5 miljoen kuub ruwe olie. Sindsdien ging
het bijna ieder jaar omlaag.

Vorig jaar besloot de NAM al om die trend te keren. Het olieveld bij
Schoonebeek in Drenthe zal volgend jaar weer in productie worden genomen.

Welke velden in West-Nederland precies in aanmerking komen om ook weer
in productie te gaan, heeft de NAM niet bekend gemaakt.

Het gaat zeer waarschijnlijk om die in Zuid Holland, rond de lijn
Wassenaar-Ablasserdam. Want daar liggen de grootste olievelden van het
westen.

‘Grootste’ moet je daarbij wel relatief zien. Wie denkt dat Nederland straks
een serieus te nemen olieproducent wordt, vergist zich. De totale
Nederlandse olievoorraad wordt geschat op 38 miljoen kubieke meter.

Bij de huidige vraag is dat genoeg om de wereld precies drie dagen van ruwe
olie te voorzien. Dan is Nederland leeg getankt. Een spuugje in de oceaan.

Oppompen levert wel een aardige cashflow op. Bij een olieprijs van 100
dollar (de Nederlandse olie is van een slechtere kwaliteit, dus zal op de
wereldmarkt wat minder opleveren dan Texaanse olie), ligt er voor 24 miljard
dollar onder het gras. Dat is zo’n 19 miljard euro.

Natuurlijk gaat een flink deel van dat bedrag op aan winningkosten en
winstmarge voor de NAM. Maar wat er voor het Rijk overblijft is toch meer
dan genoeg om alle onderwijzers opslag te geven of de overschrijdingen in de
kinderopvang te betalen.

Daarin schuilt precies het gevaar. Oppompen en verkopen van onze olie
leidt tot tijdelijke meevallers op de begroting, waardoor de druk op de
overheid om efficiënt en zuinig te begroten, vermindert.

Vijftig jaar gasopbrengsten heeft Nederland ook weinig meer opgeleverd dan een
Haags ambtenarenwaterhoofd.

Een land als Noorwegen doet dat beter. Daar gaat de oliewinst in een
speciaal staatsfonds dat het geld zo slim mogelijk belegt. Als straks de
olie op is, zijn de Noren nog steeds rijk.

Nederland zou de nieuwe olieopbrengsten ook moeten beleggen. Maar waarin?
Investering in opkomende economieën? In alternatieve energie? Of in de om
geld smekende Amerikaanse zakenbanken? Kan allemaal. Maar misschien is de
beste belegging wel... olie!

Volgens de Amerikaanse econoom Jeffrey Frankel is het bij de huidige lage
reële rente een prima idee om olie onder de grond te laten. Boven het
maaiveld is het moeilijk om een renderende bestemming voor de opbrengst van
opgepompte olie te vinden.

Beleggen in olie is voor Nederland het makkelijkste dat er is. We
hoeven er niets voor te doen. Gewoon de olie laten liggen waar het ligt. Het
is de ideale hedge voor verdere olieprijsstijgingen. Benzine wordt duurder,
maar ons vermogen onder het gras wordt meer waard. Wie gaat dit de NAM
uitleggen?

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl