Smartphones, slimme speakers en beveiligingscamera’s kunnen zelf steeds complexere informatie verwerken. Dit heet ‘edge computing’.

De ‘edge’ bestaat uit alle apparaten in jouw dagelijkse omgeving en is in zekere zin het tegenovergestelde van de ‘cloud’.

Via ‘cloud computing’ zijn taken van een apparaat uitbesteed aan computers op afstand, zoals opslag en data-analyse. Dit kost tijd en legt een grote druk op de netwerkverbinding.

Door apparaten zelf krachtiger te maken, hoeft er minder informatie verzonden te worden en kan het apparaat sneller reageren op gebeurtenissen.

Apparaten zoals smartphones, slimme speakers en beveiligingscamera’s kunnen zelf steeds complexere berekeningen uitvoeren en informatie verwerken. Dit heet ‘edge computing’: toegenomen rekenkracht op de plek waar data verzameld wordt, aan de rand van het netwerk.

De ‘edge’ bestaat uit alle apparaten in jouw dagelijkse omgeving, van smartwatch en telefoon tot televisie, auto en beveiligingscamera. Deze zijn steeds vaker online, een trend die het ‘internet of things’ heet.

De ‘edge’ is in zekere zin het tegenovergestelde van de ‘cloud’, het netwerk van computers en software dat op een centrale locatie gegevens verzamelt en verwerkt. Sinds de opkomst van ‘cloud computing’ zijn steeds meer taken van een computer uitbesteed aan een webdienst. Denk aan opslag, maar ook het analyseren en interpreteren van informatie.

Neem bijvoorbeeld een digitale assistent zoals Siri van Apple. Een iPhone is niet krachtig genoeg om spraakcommando’s meteen te begrijpen. Jouw ingesproken opdracht wordt verstuurd naar een datacenter van Apple, waar razendsnelle computers uitdokteren wat jij hebt gezegd en het juiste antwoord daarbij zoeken. Dat sturen ze terug naar de smartphone.

De verbinding is de zwakke schakel

Dit heen en weer zenden van digitale informatie kost tijd. Je zult vast weleens gemerkt hebben dat het een paar seconden kan duren voordat Siri antwoord geeft. Dat is niet zo erg als je wilt weten of het gaat regenen, maar voor een zelfrijdende auto is dit onbruikbaar. Die moet meteen kunnen reageren als een voetganger onverwacht de weg oversteekt.

Het versturen van informatie kan daarnaast het netwerk zwaar belasten, bijvoorbeeld als het om beelden van een beveiligingscamera gaat. Een camera die constant filmt in hoge resolutie levert per dag tientallen gigabytes aan beelden op. Is het apparaat aangesloten op een mobiel netwerk, dan kan dat behoorlijk in de papieren lopen.

Data versturen via het internet brengt bovendien veiligheidsrisico’s met zich mee.

Apparaten kunnen steeds meer taken zelf uitvoeren

De verbinding is dus het zwakke punt. Om dat te omzeilen, maken fabrikanten apparaten zelf slimmer en krachtiger zodat alleen de hoogstnoodzakelijke data naar computers op afstand verstuurd hoeven te worden.

Neem beveiligingscamera’s. Die zijn meestal voorzien van een bewegingssensor en slaan de beelden pas op als er beweging is. Dat scheelt al behoorlijk in de hoeveelheid verzamelde data. Maar de camera maakt geen onderscheid tussen een kat en een inbreker.

Huidige slimme camera’s hebben software die objecten en gezichten kan herkennen, zoals een familielid of huisdier. Pas als er iets gebeurt dat niet in een bestaand profiel past, neemt de camera op. Daarbij ‘luistert’ het apparaat ook naar ongewone geluiden zoals brekend glas.

Geavanceerde beeldanalyse gebeurt ook in bijvoorbeeld productiefabrieken, waar camera’s continu de lopende band checken of een gemaakt onderdeel aan de eisen voldoet. 

De zelfrijdende auto is het summum van 'edge computing'

Het ultieme voorbeeld van ‘edge computing’ is de zelfrijdende auto. Het voertuig zit tjokvol sensoren die de omgeving continue aftasten. Die informatie moet zo snel mogelijk worden verwerkt, zodat de software kan bepalen of de auto moeten bijsturen of remmen.

Zo worden steeds meer apparaten steeds krachtiger. Wellicht kan ook de iPhone straks zelf jouw spraakopdrachten verwerken. Dan hoef je niet meer een paar seconden te wachten om te weten wat voor weer het wordt.

Lees meer: