Dure grondstoffen, onbetaalbare olie en hoge voedselprijzen jagen de inflatie
in Europa op. Volgens een schatting van Eurostat stegen de Europese
consumentenprijzen in november gemiddeld met drie procent. Dat is het
hoogste percentage sinds mei 2001 en een vol procentpunt boven de
doelstelling van Europese Centrale Bank.

Nog opvallender dan de hoogte, is de snelheid waarmee de Europese
inflatie oploopt. In augustus ging het nog uiterst beheerst met een
gemiddelde prijsstijging van 1,75 procent. Drie maanden later is inflatie
opeens een oncontroleerbaar probleem.

In Duitsland, Europa’s grootste economie, is de inflatie zelfs gestegen naar
3,3 procent – het hoogste percentage in meer dan tien jaar.

Zonder de smeulende kredietcrisis zou het voor de ECB een no-brainer
zijn. Onder normale omstandigheden zou ECB-president Jean-Claude Trichet
aanstaande donderdag na van de maandelijkse rentevergadering een forse
renteverhoging bekend hebben gemaakt. Nu zal hij die stap uitstellen, om de
onrustige financiële markten geen nieuwe paniek aan te jagen. Maar Trichet
zal geen onduidelijkheid laten bestaan over de richting van de volgende
rentestap: omhoog, zodra het weer kan. De inflatie moet worden getemperd.
Europa heeft het nodig.

Europa, behalve Nederland. Want in ons land blijft de inflatie uiterst
beperkt. In oktober lagen de prijzen slechts 1,6 procent hoger dan een jaar
eerder. Daarmee had Nederland de laagste inflatie van alle eurolanden.

Niet voor het eerst, want tussen januari 2005 en waren de prijsstijgingen
nergens zo gematigd als hier. Nederland is onbetwist het braafste jongetje
in de euroklas. Dat de ECB de afgelopen twee jaar tot acht keer toe de rente
verhoogde, was dan ook zeker niet vanwege de gierende inflatie in Nederland.

Lage inflatie heeft natuurlijk voordelen. Het is fijn voor consumenten en goed
voor de concurrentiepositie. Maar in een muntunie als het eurogebied is er
ook een groot nadeel: de kapitaalkosten worden hoog.

Bij een ECB-rente van vier procent en een inflatie van 1,6 procent,
bedraagt de reële rente in Nederland 2,4 procent. In Duitsland is slechts
0,7 procent. Als Nederland nog een eigen monetair beleid kon voeren zouden
er nu ongetwijfeld stemmen opgaan om de rente te verlagen. Sinds de
invoering van de euro kan dat niet meer en zitten we vast aan het one-size-fits-all-beleid
van de ECB. De reële rente is te hoog, daardoor is investeren te duur en
levert sparen te veel op.

Het is de onvermijdelijke weeffout in iedere monetaire unie. De lidstaat met
de hoogste inflatie heeft de laagste reële rente, terwijl het in land met de
laagste inflatie de hoogste reële rente geldt. Waar de rente hoog moet zijn
om de inflatie te temperen, is ‘ie juist laag – en andersom.

Alleen als de inflatie in de eurolanden niet ver uit elkaar ligt, speelt deze
weeffout geen rol. Daarom is het helemaal niet erg als komende donderdag
blijkt dat het Nederlandse prijspeil fors is opgelopen. Inflatie van pakweg
2,5 procent is onder de huidige omstandigheden geen probleem. Het maakt dat
het Europese monetaire beleid beter past bij de Nederlandse situatie.

Het rentebesluit van de ECB op donderdag, is voor financiële markten
een van de hoogtepunten van de week. Maar het meest wordt uitgekeken naar
vrijdag, als het maandelijkse rapport over de Amerikaanse arbeidsmarkt
verschijnt. Tegenvallende banengroei of oplopende werkloosheid zullen door
beleggers met gejuich worden ontvangen, want die ontwikkeling opent de weg
voor een agressieve renteverlaging door de Fed in december.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl