COLUMN – Schrijver Clayton Christensen van de klassieker ‘The Innovator’s Dilemma’ overleed vorige week op 67-jarige leeftijd, maar zijn theorieën over disruptie blijven meer dan de moeite waard.

Toen ik enkele jaren geleden bij een startup werkte die nogal vage consumentenproducten verkocht, hoorde ik voortdurend het woord disruptie om me heen. Dat sloeg dan op het feit dat dit e-commerce bedrijf gedurende korte perioden extreme kortingen gaf.

Destijds dacht ik dat disruptie een soort standaardbegrip was bij jonge bedrijven. Maar nadat ik me had verdiept in The Innovator’s Dilemma begreep ik dat het woord ‘disruptie’ vaak op een verkeerde manier wordt gebruikt.

De term ‘distruptieve technologie’ duikt vaak op als er een een breuk is met de normale gang van zaken. Maar Christensen heeft het over iets fundamentelers: een technologie of innovatie die de manier waarop een hele sector of deelmarkt functioneert beïnvloedt en gevestigde bedrijven wegvaagt, als die zichzelf niet radicaal vernieuwen.

Het boek kwam uit tijdens de dotcomhausse van eind van de jaren negentig en maakte van auteur Christensen één van de meest invloedrijke denkers op het gebied van managementtheorieën.

Christensen was meer dan twintig jaar hoogleraar aan de Harvard Business School. Hij gebruikte voorbeelden uit de praktijk om te laten zien dat strategieën waarmee gevestigde bedrijven succesvol zijn geworden, diezelfde ondernemingen in de weg kunnen staan. Gebrek aan innovatie kan het einde betekenen.

In de optiek van Christensen kan een innovatie de transformatie van een hele sector inluiden door "iets wat simpel, gebruiksvriendelijk, toegankelijk en betaalbaar is te introduceren daar waar complexiteit en hoge kosten de boventoon voeren", zo valt te lezen op de website van het Christensen Institute.

Een voorbeeld is de opkomst van digitale fotografie, die in eerste instantie niet voldeed aan de eisen van "serieuze" fotografen. Kodak was tot in de jaren negentig de dominante speler op fotogebied, maar maakte geen haast met innovaties. Toen de digitale fotografie zich almaar verder ontwikkelde en de inmiddels ouderwetse filmrolletjes begon te overschaduwen, was Kodak zijn leidende positie kwijt.

Volgens critici hebben de theorieën van Christensen hun beperkingen, al was het maar omdat er slechts enkele voorbeelden zijn van een gevestigde orde die volledig werd ingehaald door nieuwe uitdagers.

Ook zeggen sommige critici dat Christensen aan cherrypicking deed en te weinig oog had voor bedrijven en data die niet in zijn theorie pasten. Zo zegt Patrick FitzGerald van de Wharton School van de University of Pennsylvania dat de 'gamechangers' die Christensen beschrijft, beperkt blijven tot zo'n vijf gevallen per decennium.

"In de wereld van startups gaan veel dingen sneller, maar het duurt nog altijd net zo lang als vroeger om een gevestigde naam te worden", zegt FitzGerald.

Jeff Bezos worden? "Dat gaat 99,9999 procent van de mensen niet lukken."

Lees meer: