Het door de Europese Unie, Australië en de G7-landen ingestelde prijsplafond voor Russische olie treedt op maandag in werking. Het doel van de maatregel is om de inkomsten van Rusland te verminderen, waarbij Moskou wel de kans krijgt om de wereldmarkt te bevoorraden. De maatregel houdt in dat alleen olie die wordt verkocht tegen een prijs van 60 dollar per vat of minder kan worden geleverd.

Het plafond zal in werking treden naast een EU-embargo op leveringen van Russische ruwe olie over zee. Dat gebeurt enkele maanden nadat een embargo van de Verenigde Staten en Canada van kracht werd. Rusland is de op één na grootste exporteur van ruwe olie ter wereld. Zonder het plafond zou het voor Moskou gemakkelijk zijn om nieuwe kopers te vinden tegen marktprijzen.

Door de stap wordt het scheepvaartbedrijven die gevestigd zijn in de EU, de G7-landen en Australië verboden Russische olie te transporteren als die olie wordt verkocht voor een prijs die hoger ligt dan het plafond. Dat geldt ook voor bedrijven die verzekeringsdiensten voor dat vervoer verzorgen.

De G7-landen, te weten Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, leveren verzekeringsdiensten voor 90 procent van de vracht in de wereld. De EU is een belangrijke speler op het gebied van zeevracht. Dit betekent dat zij het plafond zouden moeten kunnen doorberekenen aan de meerderheid van de Russische klanten wereldwijd, waardoor een geloofwaardig prijsplafond ontstaat.

Er is nog wel sprake van een overgangsperiode. Het prijsplafond zal niet gelden voor ladingen van voor 5 december. Op 5 februari wordt nog een plafond voor olieproducten van kracht. Het plafond van 60 dollar per vat betekent overigens nog altijd dat Rusland winstgevend is met zijn olieproductie.

OPEC laat productie olie voorlopig onveranderd

Naast het prijsplafond van de EU voor Russische olie kijkt de markt ook naar het beleid van olielandenclub OPEC.

Leden van de OPEC en bondgenoten als Rusland en Kazachstan verlagen of verhogen hun olieproductie niet op korte termijn, zo bleek zondag na afloop van een vlot verlopen vergadering. In oktober sneden ze nog flink in de productie om de prijzen op peil te houden. De productieafspraken hebben doorgaans grote invloed op de olieprijzen en bepalen daardoor mede de prijzen bij de benzinepomp.

Al enkele jaren trekt de OPEC, met Saudi-Arabië als officieuze aanvoerder, op met Rusland en enkele andere niet-leden.

Deze zogeheten OPEC+ besloot in oktober nog om tot het einde van 2023 dagelijks 2 miljoen vaten minder olie op te pompen om een daling van de prijzen tegen te gaan. Ze zeiden dat de economisch mindere tijden de vraag naar de grondstof drukten en dat die ingreep daarom gerechtvaardigd was.

Dit leidde tot grote woede van de Verenigde Staten, die de Saudi's ervan beschuldigden partij te kiezen voor Rusland in de oorlog met Oekraïne. Hogere olieprijzen zijn in principe goed voor de Russische oorlogskas. Westerse consumenten zien die gestegen prijzen terug in hoge inflatiecijfers.

Op de oliemarkt noteerde de prijs van een vat Brent-olie maandag licht hoger op ongeveer 86 dollar per vat.

Of automobilisten binnenkort te maken krijgen met duurdere benzine of diesel hangt ook af van de ontwikkelingen in China, dat wereldwijd de meeste olie importeert. De op één na grootste economie van de wereld kwakkelt als gevolg van coronalockdowns en een crisis in de vastgoedsector, waardoor de vraag naar olie mogelijk afneemt. Dit weekend kondigden enkele grote steden in het Aziatische land versoepelingen aan van het strenge coronabeleid, wat de economische groei mogelijk weer aanjaagt.

LEES OOK: Spannende week voor olie op komst: dat kan bepalend zijn voor de inflatie en het sentiment op de beurs