De belofte van vlees dat in een laboratorium wordt gekweekt – gemaakt van stukjes van in het lab ontwikkeld spierweefsel in plaats van levende dieren – hangt al decennia in de lucht. Maar nu gebeurt het echt.

Een startup uit San Francisco genaamd Memphis Meats heeft uitgevogeld hoe je een echte gehaktbal kan maken zonder rundercellen te gebruiken.

Neem een kijkje:

Tijdens een demonstratiedag voor het IndieBio-acceleratorprogramma in februari benoemde mede-oprichter en bestuursvoorzitter Uma Valeti van Memphis Meats drie belangrijke problemen van de hedendaagse vleesindustrie:

  • de vraag naar vlees groeit sneller dan we kunnen bijhouden
  • er dreigen gezondheidsrisico's, zoals E. coli en resistentie tegen antibiotica
  • er zijn 23 calorieën aan graan nodig om een calorie rundvlees te produceren  - een weinig duurzame hoeveelheid.

Het productieproces van vlees in het laboratorium gaat volgens Valeti ongeveer zo. Vind kwalitatief hoogwaardige koeien en varkens. Neem cellen van een varkensschouder of een ander vleesdeel van het beest. Zorg dat de cellen zich kunnen vermenigvuldigen en houd ze in een steriele omgeving. Voor malse stukken vlees moeten ze vroeg 'geoogst' worden en voor draadjesachtig vlees later.

Omdat in het lab ontwikkeld vlees helemaal geen graan nodig heeft om te overleven, is het energieverbruik beduidend lager dan met "echt" vlees. Memphis Meats zegt slechts 3 calorieën nodig te hebben voor elke calorie aan vlees.

Er is ook nauwelijks kans op besmetting met antibiotica, omdat het labvlees wordt ontwikkeld in een omgeving zonder ziekteverwekkers. Bekijk hier het verschil in besmetting met antibiotica en bacterieën van stukken varken en rundvlees van Memphis Meats en dat van organisch vlees gekocht in de supermarkt (Memphis Meats heeft het experiment uitgevoerd, dus neem het met een korreltje zout).

Memphis Meats

Foto: Memphis Meats/YouTube

Niemand die vlees kweekt in een laboratorium, dus ook Memphis Meats niet, ontkomt eraan om foetaal runderserum te gebruiken, dat komt van ongeboren kalveren om het kweekproces te beginnen. Dat betekent dat labvlees nog steeds gebruik moet maken van echte beesten.

Maar Valeti zei tegen The Wall Street Journal dat hij in de nabije toekomst in staat zal zijn het serum te vervangen door iets plantaardigs.

De kosten om kweekvlees te maken zijn de laatste jaren flink gedaald. Toen de Nederlandse onderzoeker Mark Post van de Universiteit van Maastricht in 2013 een burger maakte van kweekvlees kostte dat ruim 300.000 euro. In 2015 zei Post dat hij de prijs kan terugbrengen tot net iets meer dan een tientje per burger.

Toch zal schaalvergroting nog altijd de grootste hindernis zijn voor Memphis Meats. Mensen willen niet de hoofdprijs betalen voor een onbekend product zoals een laboratorium-gehaktbal, dus moet het bedrijf de kosten terugbrengen tot de prijs van een normaal stuk vlees (of zelfs lager).

Post heeft gezegd dat hij denkt dat het nog wel 30 jaar kan duren voordat kweekvlees rendabel wordt, maar Memphis Meats is duidelijk niet van plan zo lang te wachten.

De gehaktbal is niet meer dan een bewijs van hun kunnen, maar de startup hoopt zijn producten binnen vijf jaar in winkels te hebben liggen.

Memphis Meats is nu geld op aan het halen op Indiegogo om het product verder te ontwikkelen en op de markt te brengen. Op het moment van schrijven heeft het bedrijf omgerekend bijna 43 duizend dollar opgehaald met nog een maand te gaan.

Dit is de weg naar de markt zoals Memphis Meats die voor zich ziet:

Memphis Meats

Foto: bron Memphis Meats/Youtube

De familie van de derde oprichter van Memphis Meats - Will Clem - is eigenaar van een keten van 43 barbecuerestaurants. Hij gebruikt familierecepten om gehaktballen te maken.

Als je in ogenschouw neemt dat de burger van Mark Post geen lovende kritieken kreeg voor de smaak, is het een plus voor Memphis Meats om een smaakexpert in het team te hebben. We zullen er binnen een aantal jaar achter komen of de familierecepten zich uitbetalen.

LEES OOK: Dit is er allemaal te zien bij de nieuwe Tony Chocolonely-winkel in Amsterdam – meer dan chocolade