De Nederlandse inflatie is in oktober iets hoger uitgekomen op 2,7 procent, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek donderdag. Tegelijk valt er met sparen steeds minder te verdienen, zodat het onmogelijk is om de inflatie bij te benen.

Vergeleken met september, toen de inflatie op 2,6 procent lag, dragen vooral duurdere vliegtickets en hogere prijzen van mobiele telefoons bij aan de gemiddelde prijsstijging. Kleding en energie hadden daarentegen een drukkend effect op het gemiddelde prijsniveau.

De Nederlandse inflatie loopt al een tijdje uit de pas met die van de rest van de eurozone. En dat effect wordt steeds groter.

Op vergelijkbare basis bedroeg de Nederlandse inflatie in oktober 2,8 procent, tegen een gemiddelde van 0,7 procent voor de eurozone als geheel. Dat is te zien in de onderstaande grafiek.

Inflatieverschil zorgt voor spanning bij ECB

De lage inflatie in de eurozone heeft tot gevolg dat de Europese Centrale Bank rentes kunstmatig laag houdt, in de hoop dat bedrijven en consumenten meer besteden doordat ze goedkoop kunnen lenen. Dit zou uiteindelijk ook de Europese inflatie een zetje moeten geven.

Maar voor Nederland, waar de inflatie dus al relatief hoog is, betekent het goedkoopgeldbeleid van de ECB dat spaarrentes lager zijn dan eigenlijk past bij de stand van de economie.

Dit gegeven heeft al gezorgd voor spanningen tussen noordelijke eurolanden, zoals Nederland, en zuidelijke eurolanden. Zo heeft president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank (DNB) openlijk kritiek geleverd op de beslissing van de meerderheid van zijn collega's om de geldkraan van de ECB verder op te zetten en rentes kunstmatig omlaag te duwen.

Vooralsnog lijkt het verzet van Knot, die gesteund wordt door centrale bankiers in Duitsland, weinig effect te hebben. Zo heeft de hoofdeconoom van de ECB al laten weten dat rentes van de ECB eventueel nog verder omlaag kunnen.

Inflatie Nederland versus hoogste spaarrente

De inflatie van 2,7 procent in oktober ligt liefst 2,5 procentpunt hoger dan de hoogste variabele spaarrente. Die is sinds september gezakt maar 0,2 procent.

Spaargeld dat op vrij opneembare spaarrekeningen staat, wordt door de inflatie minder waard omdat de zogenoemde reële rente (de spaarrente minus de inflatie) negatief is.

De situatie voor spaarders is behoorlijk dramatisch, omdat ook de spaarrentes voor deposito's waarbij het spaargeld langer vaststaat, laag zijn.

Zo is de hoogste spaarrente voor geld dat 10 jaar vaststaat 1,35 procent - ook dan zit je nog met een negatieve reële rente, blijkt uit gegevens van de site spaarinformatie.nl.

Belasting op vermogen in box 3

Naast de inflatie moet je als spaarder ook rekening houden met de belasting op vermogen in box 3. Het startpunt voor spaargeld en beleggingen die in box 3 worden belast, is een vrijstelling van 30.360 euro per persoon in 2019.

Vervolgens betaal je over het vermogen tot iets meer dan 100.000 euro (een bedrag van bijna 70.000 euro dat boven de vrijstelling van 30.360 euro uitkomt) effectief 0,58 procent belasting.

Om vermogen dat onder de heffing in box 3 valt waardevast te houden, is bij een spaarvermogen tot ruim een ton een rendement van ongeveer 3,3 procent nodig. Dat is de optelsom van de inflatie van 2,7 procent en de vermogensbelasting van bijna 0,6 procent. Dat is geen haalbare zaak.

LEES OOK: De spaarbelasting gaat omlaag – maar Rutte maakt iedereen die zelf pensioen opbouwt in box 3 tienduizenden euro’s armer