COLUMN – Technologie is de basis voor grote veranderingen. De toepassing ervan leidt vaak tot negatieve sentimenten, zoals weekblad The Economist onlangs signaleerde. Zorgen over grootschalige werkloosheid, ontwrichte gezinnen, een generatiekloof, het einde van de democratie en de opkomst van geweld en maatschappelijke disruptie.

Eigenlijk moet je je afvragen of wij al die nieuwe technologieën niet moeten afschaffen. De veranderingen die nieuwe technologie meebrengt kunnen wij toch niet beheersen. Leidt dit toch chaos en ontwrichting of  vooral tot disruptie van een gevestigde orde?

Niet tegen technologie, wel tegen verandering

Oudere generaties hebben sterk de neiging om ontwikkelingen in het eigen wereldbeeld te blijven plaatsen. Alles moet blijven zoals het was, alleen beter. Niet tegen technologie, alleen tegen verandering.

Waarom kunnen arbeidsrelaties niet anders worden vormgegeven zonder vaste contracten, waarom moet het huidige pensioenstelsel blijven bestaan ondanks de onbetaalbaarheid ervan, waarom moeten winkels blijven bestaan als klanten de voorkeur geven aan online shopping, waarom moet een samenlevingsvorm blijven bestaan uit een man, een vrouw en kinderen?

Omdat dit in ons eigen denkbeeld past.

Veranderingen gestuurd door technologie zijn eng. Een jeugd, die ander gedrag laat zien, een andere vorm van informatievoorziening kent en een ander sociaal gedrag is fout omdat ouderen zo niet zijn opgegroeid.

Angst voor nieuwe technologie is niet nieuw

Een soortgelijke situatie deed zich voor in de achttiende eeuw met de industriële revolutie: een sociale disruptie, andere machthebbers (de industriëlen), de opkomst van steden, de toepassing van nieuwe technieken en de opkomst van distributiesystemen.

In de negentiende eeuw veranderde de trein de wereld. Nieuwe rijken werden machthebbers en het volk werd afhankelijk. De industrie verving vakmanschap, wat leidde tot allerlei protesten.

In de jaren ’20 van de vorige eeuw kreeg de wereld opnieuw te maken met een golf van technologische vernieuwing. Zoals de auto. Die werd eerst als een geweldige oplossing gezien voor de stank en de overlast van paarden en paardenstront op straat. Maar er ontstond ook veel weerstand tegen de auto: paarden werden onrustig, mensen werden aangereden, veel lawaai op straat.

Iets minder lang geleden laaide de angst voor nieuwe technologie opnieuw op. Bijvoorbeeld met de Club van Rome uit het begin van de jaren 1970. Die protesteerde tegen de gevolgen van verdere industrialisatie voor het milieu, de uitputting van grondstoffen, de gevolgen van overbevolking en nucleaire ontwikkelingen.

Die zorgen waren zo sterk dat vakbonden stakingen uitriepen die een verdere toepassing van technologie moesten tegenhouden. Er zou grootschalige werkloosheid komen.

De vraag is dus: hoe nieuw is de aversie tegen technologie, zoals we die ook nu weer ervaren? En hoe komt het dat we blind lijken te zijn voor geweldige ontwikkelingen in de geneeskunde, de welvaart en de kracht om problemen uit het verleden op te lossen? Willen wij echt terug naar vroeger?

Ouderen versus jongeren: internet als splijtzwam

De kracht van de huidige disruptie zit in technologie rond het gebruik van data en informatie, met tal van nieuwe toepassingen. Smartphones, die pas 12 jaar oud zijn, hebben de wereld sterk veranderd.

Ouderen zagen het niet aankomen, begrepen de impact van de mogelijkheden niet en eigenlijk zagen ook de noodzaak van een smartphone niet. Maar het was de opkomst van sociale media en de mogelijkheid en de toepassing van apps die leidde tot empowerment van de nieuwe generatie.

Ouderen waren terughoudend in de adoptie van de smartphone en gebruiken eigenlijk de smartphone nog steeds op de oude manier, om te bellen en om informatie te raadplegen. Ouderen verbieden tieners nog steeds om intensief gebruik te maken van hun smartphone en beseffen niet de kracht en de bindende waarde van het smartphonegebruik door de jeugd.

Intussen wordt internet steeds meer de echte wereld. De toepassing ervan wordt alles bepalend voor ieder onderdeel van ons leven. De jeugd is hierbij de eerste groep die dit beseft.

Ouderen willen nog steeds de macht en zeggenschap over de nieuwe generatie, terwijl ze die al jaren kwijt zijn. Jongeren kijken geen TV meer, lezen geen kranten en gebruiken zelfs niet eens meer Facebook, Twitter of LinkedIn. Deze media worden door de jeugd afgedaan als media voor en door ouderen.

Instagram, Whatsapp en Facetime zijn populair, maar ook een nieuwe rage zoals TikTok . Dat TikTok een medium is van een Chinees bedrijf en dat TikTok niet actief mag zijn in China leidt niet tot ongerustheid of zorgen over je privacy.

Ouderen voeren een achterhoedegevecht

Jongeren vertegenwoordigen een significante groep in Europa (16 procent is onder de 14 en 17 procent tussen 15 en 25 jaar) en weten de nieuwe media effectief te gebruiken. Ze begrijpen dat de technologie hen een uitzonderlijke daadkracht en bereik geeft, zoals alleen al blijkt uit de acties van klimaatactiviste Greta Thunberg.

De kracht van jongeren komt voort uit het optimaal gebruik maken van de mogelijkheden van internet, social media en communicatie. Dit terwijl  ouderen zich nog veel sterker baseren op oude media en andere gezagsstructuren.

Logisch dus dat er spanning ontstaat tussen jongeren en ouderen, oftewel tussen internet als “real world” en de bestaande wereld gevormd uit het verleden als “real world.”

Ouderen voeren hierbij een achterhoedegevecht met alle consequenties van dien. Aanpassen en accepteren is de enige mogelijkheid voor vooruitgang. Dit zal ten koste gaan van oude systemen, processen en verbanden. Vandaar de onrust, de strijd tussen wat was en wat gaat worden.

Cor Molenaar is hoogleraar E-Marketing aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en adviseur van gerenommeerde bedrijven, zowel in de retail als de dienstverlening. Daarnaast is hij directeur van het adviesbureau eXQuo consultancy, voorzitter van het RFID platform Nederland, en voorzitter van de Stichting Thuiswinkel certificering (thuiswinkelwaarborgmerk).