Door de toename van het aantal mensen dat in Nederland onderdak asiel aanvraagt, moeten overal in het land opvangcentra worden opgebouwd.

Dat is een flinke operationele klus, waar veel felbegeerde orders aan vastzitten. Lang niet alle bedrijven mogen meedelen in de koek, en dat zorgt voor flink wat gemor.

Er moet nogal wat gebeuren voor het inrichten van een nieuw aanmeld- of opvangcentrum.
Paviljoens bouwen, stapelbedden neerzetten, catering, sanitair, hekwerk en beveiligers, verlichting en wifi aanleggen. In het bos Heumensoord bij Nijmegen, waar op dit moment zo’n twaalfhonderd mensen verblijven, moest zelfs een bospad worden geasfalteerd.

We vroegen het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) welke bedrijven betrokken zijn bij Heumensoord en dat leverde dit lijstje op:

  • levering en opbouw paviljoens: Intersettle en De Boer Tenten
  • technische installaties zoals nuts-aansluitingen: Cofely
  • overige bouwkundige werkzaamheden: Strukton van Straten
  • schoonmaak: Asito
  • beveiliging: Trigion
  • netwerk en wifi aanleggen: IT-Staffing
  • catering: Sodexo

Dit zijn allemaal mantelpartijen vanuit het COA, en stuk voor stuk nationaal of internationaal opererende bedrijven. Intersettle is een bedrijf dat volgens zijn website gespecialiseerd is “in het realiseren van tijdelijke huisvesting voor vluchtelingen en asielzoekers”. We willen graag weten waarom moederbedrijf Intertent er een aparte tak voor oprichtte, maar de directeur van het bedrijf wil niet reageren zonder toestemming van het COA.

Lokale ondernemers balen

Burgemeester Jan Boelhouwer van Gilze en Rijen drong er in september bij staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie op aan lokale bedrijven te laten profiteren van een miljoenen kostende verbouwing van het asielzoekerscentrum Gilze. Dat zou ook draagvlak voor het azc creëren, meent Boelhouwer.

Dat lokale aannemers niks verdienen aan de verbouwing ter waarde van veertig miljoen euro, steekt nogal. "Ik zou daar best een graantje van mee willen pikken", zei aannemer John Jansen uit Gilze tegen BN/DeStem (Blendle, €0,25). Hij heeft met vijf man personeel wel wat werk aan een schooltje op het azc, maar die klus is aanbesteed door de gemeente. Het COA werkt liever met de vaste partner Cofely, een technisch dienstverlener met zo'n zesduizend werknemers.

Woordvoerder Jan-Willem Anholts van het COA kent de kritiek van lokale ondernemers dat zij genegeerd worden, maar volgens hem is daar niet zo veel aan te doen. Voor elk azc en elke noodopvang een aanbesteding uitschrijven, daar is gewoon geen tijd voor. “Op het moment dat we ergens komen, kunnen we met alle goede wil niet zomaar lokale bedrijven inhuren. De flexibiliteit die men van ons vraagt, betekent dat we samen moeten werken met mantelpartijen. Dat zijn bedrijven waar we eens in de vijf jaar afspraken mee maken.”

Inkoop Uitvoeringscentrum

Het COA regelt die afspraken niet meer zelf. Alles gaat via het Inkoop Uitvoeringscentrum (IUC) voor de vreemdelingenketen. Dit is een van twintig IUC's die de overheid heeft opgezet in het streven naar een 'compacte rijksdienst'. Het verzorgt alle inkopen voor de IND, de Dienst Terugkeer en Vertrek en het COA. Binnen het IUC zijn negen medewerkers belast met aanbestedingen en acht met leveranciers- en contractmanagement. Het COA laat weten dat het met 189 partijen (raam)overeenkomsten heeft.

Volgens Anholts zou de asielopvang een stuk duurder worden als het COA elke keer lokaal zou moeten aanbesteden. “Als het gemeentebestuur van stad X zegt 'we willen best plaatsen bieden, maar alleen als je alles laat doen door lokale ondernemers', dan beperken ze de groep waarin wij kunnen gaan aanbesteden. Dat werkt een bepaalde prijs in de hand, dus dan zit je altijd mis.”

Maar ook als de werkzaamheden wel worden aanbesteed, gaat het niet altijd even soepel. Aannemer Kees Jan Tuin uit Den Helder greep vorig najaar mis bij de aanbesteding van een voormalige 'rijksinrichting voor jeugdigen' tot asielzoekerscentrum. Van de vijf inschrijvers kwam bouwbedrijf Tuin met 3,2 miljoen euro als goedkoopste uit de bus, met een bouwtijd van vijf maanden.

COA gunde het werk aan de veel grotere Friese aannemer Jorritsma. Die beloofde er de helft korter over te doen, maar zat ruim 8 ton hoger. Uiteindelijk liepen de werkzaamheden een half jaar vertraging op. In juli vertelde aannemer Tuin aan de Helderse Courant concurrent Jorritsma niets te verwijten: "Dat heeft het slim gespeeld, is binnen de lijntjes gebleven. De opdrachtgever, het COA, maakt er een puinhoop van. Dat kost tonnen gemeenschapsgeld."

Voordelen voor lokale economie

Toch zijn er ook zonder opdrachten voor lokale ondernemers heus wel voordelen voor de lokale economie, meent Jan-Willem Anholts. “In een asielzoekerscentrum wonen mensen die weekgeld krijgen. Dat besteden ze lokaal. Sommige kleine scholen worden overeind gehouden doordat kinderen uit azc's ernaartoe gaan. En de zorgverzekeraar koopt zorg in rond de centra.”

Die zorgkosten zijn behoorlijk hoog, al was het maar vanwege de aanvullende eisen. Mensen moeten bijvoorbeeld in hun eigen taal medische vragen kunnen stellen. Tot 2009 was er een aparte gezondheidsorganisatie voor asielzoekers. Toen vond Den Haag dat de asielzoekers mee moeten draaien in het normale stelsel. Het COA sloot daarom een mantelcontract voor vijf jaar met zorgverzekeraar Menzis.

Zulke mantelcontracten betekenen dan ook niet per se dat de uitvoerders altijd van buiten de regio komen. Als het COA een gevangenis, klooster of kazerne laat ombouwen door grote landelijke bedrijven met een mantelcontract, dan kunnen die daar natuurlijk ook lokale onderaannemers voor inhuren. Maar, zegt Anholts, “dat laten we over aan de mantelpartners”.