Het Internet of Things lijkt misschien een hype, maar de haven van Amsterdam laat zien wat je er als bedrijf concreet aan hebt. Twee afmeerpalen bij de sluis van IJmuiden praten sinds deze week mee over hun eigen onderhoud.

Als grote bulkcarriers vol kolen aankomen in IJmuiden, moeten ze vaak eerst lichter gemaakt worden. Het Noordzeekanaal is namelijk te ondiep voor veel zeeschepen, vooral door de tunnels. De Velsertunnel ligt op 15 meter diepte, en dus mogen schepen niet dieper steken dan 13,70 meter.

Vrachtschepen die dieper steken, kunnen afmeren bij de twee afmeerpalen in IJmuiden: grote stalen cilinders die meters uit het water omhoog steken. Naast het schip worden dan kranen en binnenschepen gelegd om twee of drie dagen lang lading over te slaan op een binnenvaartschip. Om een groot vrachtschip met een diepgang van 17 meter voldoende te ‘lichteren’, zijn soms wel tien binnenvaartschepen nodig om de kolen op over te hevelen.

Paal snel beschadigd

Maar bij al die nautische bedrijvigheid gaat er wel eens wat mis natuurlijk. Zo’n enorm schip vleit zich niet altijd even zachtjes tegen de paal aan. Sommige schippers zijn nou eenmaal wat netter in het aanleggen dan anderen. Het hekwerk bovenop wordt er een paar keer per jaar vanaf gestoten.

En als de paal echt een dreun krijgt, gaat hij uit het lood staan. Dan is er onderhoud nodig, en dat wil Havenbedrijf Amsterdam snel in de gaten hebben. “We willen er snel bij zijn, want we willen voorkomen dat er extreme schade ontstaat,” zegt Nataly Katan, innovatiemanager bij Havenbedrijf Amsterdam. “Als een aanlegplek voor onze klanten niet te gebruiken is, is dat schadelijk voor het havenbedrijf en de economie in het havengebied.”

Installatie in de regen

Als we woensdagochtend om 11 uur aankomen bij de afmeerpaal, in de regen en deinend op de golven door de harde wind, zijn technici van het Amsterdamse sensorenbedrijf 30MHz en twee lassers al bezig met de tweede paal. Zij stapten om 8 uur op het werkschip om sensorkasten op de afmeerpalen vast te maken; een aan de lichterpaal zelf en een aan het schot dat met zware kettingen en een grote rubberen balg aan de paal vastzit.

In de grijze kasten met roestvrijstalen afdakje zit een sonar die meet met welke kracht een schip op de IJ-paal afkomt, en een versnellingsmeter die in de gaten houdt of de paal nog recht staat.

De elektronica in de kasten zendt voortdurend gegevens naar een antenne aan de gevel van de verkeersleiding, achthonderd meter verderop. Van daar gaat de informatie naar de onderhoudsafdeling van het havenbedrijf waar men continu de conditie van de afmeerpalen kan monitoren.

“Als ze hier kolen overslaan, komen er echt hele grote brokken naar beneden vallen”, legt engineer Joep Verburg van 30MHz uit als we via de ijzeren trap op de afmeerpaal zijn geklommen. Het rooster waar we op staan zit inderdaad vol kolengruis.

Door de ruwe omstandigheden heeft de fabricage van de sensorkasten flink wat voeten in de aarde gehad. Verburg werkte voorheen in de offshore-branche, wat bij deze klus goed van pas komt. Hij zorgde ervoor dat de sensoren in een kast zitten van met glasvezel versterkt kunststof, die de sensoren beschermt.

Er moest ook een accu in – door die vallende, keiharde steenkolen en al het gruis zouden zonnepanelen het er ook niet lang uithouden. “Die steenkolen, de zware kettingen die rondzwiepen, het zoute water, zonlicht, harde wind, daar moeten de sensoren allemaal tegen kunnen. Die heftige condities zorgen ervoor dat het voor ons echt een uitdaging is.”

Kosten drukken

Voor Havenbedrijf Amsterdam is het vooral een kwestie van reparatie- en onderhoudskosten drukken. “Een ploeg het water op sturen om de paal te repareren, kost ons al snel duizenden euro's”, aldus Nataly Katan. “En dan gaat het vaak alleen nog maar om een nieuw hek erop zetten. De kosten van deze sensoren plaatsen liggen ver daaronder.”

Het plaatsen van de sensoren op de twee afmeerpalen is het begin van een pilot. “Als dit goed werkt, dan gaan we ook boeien en andere meerpalen voorzien van sensoren”, aldus Katan.

Het Havenbedrijf plaatste samen met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied eerder 41 'elektronische neuzen' nabij olieterminals en andere bedrijven die mogelijk geur afgeven. In elk van die palen zit een bibliotheek aan geuren, zodat ze die kunnen herkennen. Actuele gegevens kunnen helpen om overlast te voorkomen en de leefbaarheid in het havengebied te vergroten.

Kade-sensoren

Een ander project met sensoren in kades is ook al veelbelovend. Met metaaldetectoren in de kades kan het Havenbedrijf 'zien' of er een schip aan de kade ligt of niet. Dan weet het havenbedrijf beter wanneer er waar in de haven plek is en kunnen schepen sneller doorgestuurd worden.

Ligplaatsgeld zou het ook op basis van de metingen kunnen innen. Nu moeten patrouillevaarten rondvaren om dat te controleren, als een soort parkeerwachten te water.

Experimenten met de kade-sensoren waren eerder al een succes, zodat er nu wordt gekeken naar uitbreiding van het project met nog eens 150 sensoren. Hoe verzamelt het havenbedrijf die informatie nu dan? Nataly Katan: “Heel veel bellen. Schippers moeten het telefonisch doorgeven als ze aanleggen of vertrekken. Veel schepen hebben wel AIS, een soort GPS-signaal, maar dat staat niet altijd aan én het is niet altijd nauwkeurig genoeg.”

Haven als proeftuin

Voor al die innovaties werkt het Havenbedrijf graag samen met jonge bedrijven als 30MHz, zegt innovatiemanager Katan. “Wij zien de haven als proeftuin. Door met hen samen te werken zien we wat er allemaal mogelijk is, en ze denken goed met ons mee.”

Terwijl de zon doorbreekt en een tanker uit de sluis komt gevaren, kijkt Joep Verburg van 30MHz tevreden naar de opgehangen sensorkasten. “Je hoort wel veel mensen praten over sensoren en het Internet of Things, maar er zijn nog maar weinig werkende toepassingen. Dat we die hier nu wel maken, dat is heel leuk.”