Staatssecretaris van Financiën Tjebbe van Oostenbruggen heeft vorige week zijn wetsvoorstel voor box 3 voor de vermogensbelasting naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin staat de regeling die per 1 januari 2028 het huidige box 3-stelsel moet vervangen.

Als het voorstel wordt aangenomen betekent dat een fundamentele verandering van box 3, onder meer voor belastingplichtigen met vastgoed. Hier komen we later op terug. Want hoe zat het ook alweer met box 3, waarin het al jaren rommelt.

Onder vermogen vallen bezittingen als spaargeld, aandelen of een tweede woning. In het huidige stelsel betaal je belasting over het rendement op vermogen minus schulden in box 3 voor sparen en beleggen. Het punt is dat de belastingdienst uitgaat van een fictief (forfaitair) rendement waarover je belasting betaalt, en niet van het daadwerkelijke rendement.

En daar wringt het. Want wat als de rente op je spaargeld lager was dan het door de belastingdienst gehanteerde forfaitaire rendement? Dan betaalde je belasting over rente die je niet hebt gehad. Zo lag de gemiddelde spaarrente in 2016 op 0,5 procent, terwijl in dat jaar nog het vaste fictieve rendement van 4 procent gold op vermogen.

Hoge Raad zet streep door fictieve rendementen

Vanaf 2016 zijn er veel wijzigingen geweest in box 3, onder meer in een poging het stelsel enigzins in lijn te brengen met de werkelijke situatie van spaarders en beleggers. Echter, werd en wordt er nog steeds gebruikgemaakt van fictieve rendementen.

In 2024 bijvoorbeeld, golden er fictieve rendementen voor verschillende vermogenscategorieën: banktegoeden (1,44 procent), beleggingen en andere bezittingen (6,04 procent) en schulden (2,61 procent). Over het rendement betaalde je 36 procent belasting in 2024.

Vooral spaarders waren hier niet blij mee en stapten naar de rechter, dat heeft uiteindelijk geleid tot uitspraken van de Hoge Raad. Die oordeelde in 2021 dat het stelsel met fictieve rendementen niet door de beugel kan en in strijd is met het discriminatieverbod en de bescherming van eigendomsrecht in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).

Ook over de pogingen van de regering om de vermogensrendementsheffing recht te trekken met de Herstelwet (sinds eind 2021) en de Overbruggingswet -die in 2023 in de plaats is gekomen van de Herstelwet- oordeelde de Hoge Raad in juni 2024 dat deze nog steeds in strijd zijn met het EVRM. Omdat wederom gebruik wordt gemaakt van fictieve rendementen.

Nieuw voorstel box 3: werkelijke rendementen

In het voorstel voor een nieuw stelsel van staatssecretaris Van Oostenbruggen gaan de fictieve rendementen overboord. "Dit is een mijlpaal in het proces om tot een stelsel te komen waarin we alleen belasten wat mensen daadwerkelijk verdienen met hun vermogen", schreef hij op Linkedin .

Als het voorstel wordt aangenomen gaan belastingplichtigen zogenoemde vermogensaanwasbelasting betalen over direct rendement als spaargeld, huurinkomsten van een tweede woning en dividend op aandelen - minus de aftrek van kosten.

Ook over zogenoemd indirect rendement als de waardeontwikkeling van aandelen of vastgoed wordt vermogensaanwasbelasting betaald. Uitzondering hierop zijn vastgoed en startups, de waardeontwikkeling daarvan wordt belast bij verkoop met de vermogenswinstbelasting. Eventuele verliezen mogen worden verrekend met box 3-inkomen in toekomstige jaren.

Huurinkomsten tweede woning worden ook belast

Hiermee verschilt het voorstel fundamenteel van het oude stelsel.

Niet alleen omdat gebruik wordt gemaakt van werkelijke rendementen, maar ook wat betreft hetgeen belast wordt. Zo worden huurinkomsten bij de verhuur van een tweede woning tot nu toe niet belast in box 3. Je betaalt alleen belasting over het fictieve rendement over de waarde van de woning (minus hypotheek en heffingsvrij vermogen).

In het nieuwe stelsel zouden huurinkomsten wel belast worden. Het onderstaande voorbeeld van uit het voorstel van het kabinet laat zien hoe dat in zijn werk gaat.

Bron: Rijksoverheid
Bron: Rijksoverheid

Te zien is dat Ravi 12.124 euro (36 procent) belasting betaalt over zijn box 3-inkomen, dat bestaat uit 500 euro rente uit spaargeld en 50.000 euro aan huuropbrengsten van zijn twee panden - minus bankkosten, hypotheekrente en heffingsvrij vermogen.

Met de enorme stijging van de huizenprijzen zijn ook de panden van Ravi in waarde gestegen, maar hierover betaalt hij geen belasting, totdat hij kiest voor de verkoop van de woning en belasting moet betalen over de winst.

Dit betekent dat verkoopmomenten bepalend worden voor de fiscale afrekening. Deze situatie lijkt op de huidige situatie waarbij je een of meerdere woningen verhuurt als ondernemer in box 1 (niet te verwarren met de eigen woning die ook in box 1 valt).

Als ondernemer in box 1 moet je wel de huurinkomsten opgeven en wordt de woning voor de boekwaarde op de balans van je onderneming gezet. Bij verkoop wordt de winst belast, wat een behoorlijke fiscale strop kan opleveren aangezien je met dat grote bedrag in de hoogste belastingschrijf terechtkomt.

Tot nu toe proberen pandjesbazen vaak te voorkomen dat ze ondernemer zijn in box 1 en verhuren in het voordeligere box 3. Maar in het nieuwe stelsel schuift box 3 dus richting de belastingheffing voor verhuur als ondernemer in box 1.

Ondertussen...

Maar zover is het nog niet.

Tussen 2023 en 2028 geldt er dus een overbruggingswet, waarbij de fiscus rekent met de werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen, maar zoals gezegd nog steeds gebruikmaakt van fictieve rendementen voor verschillende vermogenscategoriën die jaarlijks worden aangepast in de richting van de markt.

Dit tijdelijke box 3-stelsel ligt juridisch onder vuur. Onder meer vanwege de tegenbewijsregeling. Daarmee kunnen belastingplichtigen aantonen dat ze een lager rendement behaalden dan het fictieve rendement, om zo te veel betaalde belasting terug te krijgen. Het formulier hiervoor, Opgaaf werkelijk rendement, komt deze zomer beschikbaar.

Volgens berekeningen van fiscalist Cor Overduin kan de tegenbewijsregeling ertoe leiden dat belastingplichtigen gezamenlijk zo’n 2 tot 3 miljard euro terugvorderen van de Belastingdienst. Dit kan betekenen dat 7 miljoen belastingaanslagen herzien moeten worden.

Belastingbetaler betaalt hersteloperatie

De hele hersteloperatie van box 3 kost al 2,5 miljard euro. Opmerkelijk is dat het kabinet dit wil betalen door juist het verguisde forfaitaire rendement, waar de Hoge Raad dus een streep door wil, te verhogen. Het fictieve rendement voor beleggingen en overige bezittingen wordt verhoogd van 5,88 procent in 2025 naar 7,78 procent in 2026. Ook gaat de heffingsvrije vermogen omlaag van 57.000 euro naar 51.396 euro.

Ondertussen geldt tot 2028 nog steeds de tegenbewijsregeling, waarmee belastingplichtigen te veel betaalde belasting kunnen terugvorderen als hun werkelijke rendement lager was dan het fictieve rendement. Die kans is uiteraard groter als het fictieve rendement is opgehoogd op basis van kosten voor de hersteloperatie, en niet op rendement in de markt.

“Wat schiet de maatschappij op met wetgeving waarvan op voorhand vaststaat dat deze tot veel nieuwe rechtszaken zal leiden, omdat de onderbouwing gewoon niet goed is?”, aldus fiscalist Overduin.

LEES OOK: Compensatie voor te hoge belasting op sparen en beleggen in box 3? Hier moet je op letten met kleiner of juist groter vermogen