De overheid steunt bedrijven in de coronacrisis door onder meer bankleningen te garanderen. Dit zadelt ondernemers op met een schuldenlast.

Geld dat bedrijven kwijt zijn aan het terugbetalen van leningen kunnen ze niet investeren in toekomstige groei. Dat bemoeilijkt snel herstel van de economie.

Slimmer is om bijvoorbeeld belastingen te verlagen en vaste lasten te dekken. Ook zou de overheid garant kunnen staan voor transacties en het nemen van een aandelenbelang in een bedrijf, schrijft organisatieadviseur Ronald van Tol.

ANALYSE – De overheid helpt ondernemingen met grotendeels door de staat gegarandeerde leningen (BMKB) zodat bedrijven de rekeningen kunnen betalen. Dat is een van de belangrijkste manieren waarop de overheid ondernemers steunt in coronatijd. Dit moet een golf aan faillissementen voorkomen.

Maar er is een probleem met deze vorm van steun. Leningen geven even wat soelaas, maar zadelen bedrijven op met een schuldenberg. Dat verplaatst het probleem alleen naar de nabije toekomst.

Op zich is wel te begrijpen dat bij het nemen van de eerste maatregelen de steun beperkt wordt tot liquiditeitssteun in de vorm van leningen. Als het allemaal niet te lang duurt, lopen de schulden niet zo sterk op. Immers, de debiteuren betalen hun rekeningen en er kunnen minder kosten worden gemaakt, getekende offertes en lopende opdrachten kunnen nog worden uitgevoerd.

Maar als de situatie na een paar maanden niet weer normaliseert, wordt het probleem van de leningen groter. Eerst nemen de schulden toe en later de belasting van de cashflow wanneer de leningen weer moeten worden terugbetaald.

Leningen maken een snel herstel na de coronacrisis moeilijker

Door die druk op de cashflow vermindert de mogelijkheid te investeren. En juist dat is belangrijk voor het herstel van de economie. Investeringen zijn orders voor de leveranciers. Hoe meer investeringen, des te groter de omzet van alle bedrijven.

Investeringen kun je financieren door nieuwe leningen, maar dat wordt weer bemoeilijkt omdat de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen verslechterd is dankzij de coronaleningen. De bank zegt simpelweg nee.

Kortom: leningen als liquiditeitssteun doen niet meer dan het voorkomen van onmiddellijke faillissementen, maar met elke lening haal je een paard van Troje binnen.

Dat paard voorkomt een snel herstel van de economische cyclus. De voorspelling van de daling van het bruto binnenlands product zijn desastreus, met een verwachte krimp van 8 procent of meer.

De overheid moet zorgen dat de investeringen weer op gang komen

Het doel van de steun zou moeten zijn: wat heeft de economie nodig om de investeringscyclus zo snel mogelijk weer op gang te brengen? Was dat wel de overweging geweest, dan was het idee van de staatsgegarandeerde leningen waarschijnlijk niet eens ter tafel gekomen.

Minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken is momenteel druk bezig met het bedenken van een tweede steunpakket voor ondernemers. Hopelijk kijkt hij daarbij verder dan een nieuwe ronde leningen.

Het is nu belangrijk dat de noodsteun die de overheid biedt gericht is op het laten overleven van bedrijven en het herstellen van de economische cyclus van investeren, produceren en consumeren. De volgende faciliteiten kunnen daarbij behulpzaam zijn:

1. Compenseren via belastingen

Verlaag de belastingen over het jaar 2019 en wellicht daarvoor.

Verliezen kunnen volgens het belastingstelsel worden gecompenseerd met winsten van vorige en volgende jaren. Haal deze compensatiemaatregelen naar belastingjaar 2020. Het gaat dan met name om de belastingen in de toekomst, waar je nu al een voorschot op neemt. Een soort belastingkrediet.

Lees meer: Grote schuldenberg dreigt na coronacrisis: geef ondernemers eenmalig een belastingverlaging – dat is veel effectiever

Omdat dit in het reguliere belastingaangifteproces mee kan gaan is dit een stuk eenvoudiger dan het beoordelen van financieringen door banken of gemeenten. Dit kan worden uitgevoerd door de Belastingdienst en de accountants. Bovendien kun je dan op de meest eenvoudige wijze allerlei voorwaarden verwerken om misbruik van regelingen tegen te gaan.

2. De kosten van de een zijn de omzet van de ander

De NOW-regeling is een tegemoetkoming in de loonkosten van personeel en dat is niet toereikend. De snelheid gaat ook uit de economie als de vaste kosten zoals de huur van een bedrijfspand niet kunnen doorlopen.

Nogmaals de kosten van de een zijn de omzet van de ander. Inzetten op kostenreductie, anders dan uit oogpunt van efficiency, voorkomt niet dat we in een recessie geraken. Maar blijven uitgeven, terwijl je onvoldoende omzet hebt om de vaste kosten te dekken is ook vragen om moeilijkheden.

Hier kan solvabiliteitssteun een uitkomst bieden. Solvabiliteit is de maatstaf die aangeeft of een onderneming kan voldoen aan haar financiële verplichtingen en bij stoppen of een faillissement alle leningen kan afbetalen.

Solvabiliteitssteun kan door middel van een gift of door een participatie in de onderneming. De gift kan in de vorm van een subsidie en de participatie door het nemen van een aandelenbelang. Een belangrijk effect van deze ondersteuning is dat er geen verplichting ontstaat de cashflow te belasten. Het bedrijf hoeft immers geen lening terug te betalen. Als er geen belasting van cashflow is, is er ruimte voor investeringen.

Als bedrijven op deze manier verlichting van de vaste kosten wordt gegeven, kunnen zij die kosten blijven maken. En zij kunnen bij minder volume kostendekkend produceren, wat belangrijk is bij bijvoorbeeld restauranthouders. Door de anderhalve meter afstand kunnen zij minder gasten kwijt.

3. Non-bancair financieren door participeren

Voorts zal het bijzonder helpen wanneer niet alleen banken, maar ook de non-bancaire financiers hun financieringen onder staatsgarantie kunnen brengen. Die mogelijkheid is er; er wordt tot nu toe maar zeer beperkt gebruik van gemaakt. Ik verwijs naar het beperkte rijtje van bancaire en non-bancaire financiers die goedgekeurd zijn door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat om te verstrekken onder staatsgarantie.

Verder zou het niet alleen moeten gaan om leningen, maar zou de staat ook aandelenparticipaties kunnen garanderen. Alles moet erop gericht zijn dat er middelen ter beschikking komen in de sfeer van eigen vermogen.

Voor investeerders kan dit aantrekkelijk zijn: door de staatsgarantie neemt het risico op de belegging af en kan een rendement worden behaald doordat bijvoorbeeld dividend wordt betaald. Op momenten dat het economisch weer beter gaat, kan de ondernemingsleiding besluiten tot opkopen van de aandelen. Een goede vorm van aflossing.

4. Betrek ondernemersverenigingen en de leiders van productieketens

Deze non-bancaire financiering verdient stimulering. Daarom is betrokkenheid van de verschillende ondernemersverenigingen bij de uitvoering van de regeling gewenst. Een combinatie van kennis van de branche en kennis van participeren in ondernemingen bij de investeerders is een geweldige bundeling van expertises en kan toch niet anders dan tot succes leiden.

Kan het niet op grond van kennis, dan is er nog de machtsbasis van de belangrijkste schakel in een productieketen. Dat kan bijvoorbeeld een supermarktketen zijn of een producent als ASML. De ondernemingen die centraal in een ecosysteem staan.

Deze ondernemingen hebben kennis van de markt en vaak de middelen om de keten via participaties te financieren. Of zij hebben het belang en het gezag bij banken en non-bancaire financiers om participaties te laten financieren.

5. Staatsgarantie op transacties

Non-bancaire financiering kan plaatsvinden op bedrijfsniveau, maar een optie is om op transactieniveau te financieren. Met name bij het laten doorlopen van de vaste kosten kunnen afspraken worden gemaakt tussen leverancier en afnemer over de betaling en de betalingsregeling.

Ook hier is een vorm van staatsgarantie een aanvulling om het debiteurenrisico terug te brengen. Belangrijk is dat het door laten gaan van economische handelingen wordt gestimuleerd en de snelheid van de economische cyclus niet wordt vertraagd.


Bovenstaande suggesties zijn ook een ingrijpen in de economische orde: een grotere bemoeienis van de staat, het garanderen van transacties en het betrekken van investeerders en ondernemersverenigingen. Met dit soort maatregelen laat je de economie niet volledig over aan de werking van het marktmechanisme, een mechanisme dat bij de beteugeling van de verspreiding van het virus toch ook niet werkte.

Dat ingrijpen lijkt me gerechtvaardigd: de invloed van het coronavirus is van ongekende orde. De coronamaatregelen hebben grote invloed op de samenleving en economie. De middelen mogen dan ook onconventioneel zijn door meer solvabiliteitssteun en het stimuleren met elkaar in gesprek te gaan om gezamenlijk oplossingen te bedenken en uit te voeren. Ten slotte heeft een marktmechanisme ook een gezonde infrastructuur nodig.

Ronald van Tol schreef het boek Cijfers bijten niet over het lezen van een jaarrekening en het begrijpen van een onderneming. Hij is zelfstandig organisatie-adviseur onder de naam Levende Cijfers. Voorheen werkte hij bij Capgemini Management Consultants en was hij kredietanalist bij ABN Amro en Rabobank.

Lees meer van Ronald van Tol: