Beatrix Ruf, die na verhalen over belangenverstrengeling het veld ruimde als directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, gaat in de verdediging.

Ze gaf een interview aan de New York Times en deed tegelijk een persverklaring uitgaan.

“In tegenstelling tot diverse berichtgeving, heb ik nooit een half miljoen per jaar verdiend aan verborgen nevenactiviteiten terwijl ik directeur was van het Stedelijk Museum. Ik verdiende in die periode ongeveer 100.000 euro per jaar aan door het Stedelijk goedgekeurde nevenactiviteiten”, zegt ze daarin.

Ruf stemde volgens de Amerikaanse krant in met een exclusief interview, omdat ze zo haar rol hoopt te verhelderen in wat ze een “misverstand” noemt.

“De 437.000 euro winst uit mijn Kamer van Koophandel jaarverslag 2015 – die heeft geleid tot veel foutieve berichtgeving – is in werkelijkheid gebaseerd op legitieme inkomsten uit werkzaamheden die plaatsvonden voordat ik directeur werd van het Stedelijk”, bezweert Ruf in haar verklaring.

Ze gaf de verklaring dinsdag omdat ze net haar jaarverslag 2016 heeft gedeponeerd en "wil voorkomen dat dit tot vergelijkbare misverstanden leidt.”

Belangenverstrengeling

Ruf lag onder vuur nadat NRC Handelsblad meldde dat ze behalve artistiek directeur bij het Stedelijk ook eigenaar is van een eigen kunstadviesbureau, waardoor mogelijk sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling. De directeur heeft hier volgens de krant in het jaarverslag van 2016 geen melding van gedaan.

Bij haar aanstelling was afgesproken dat haar nevenfuncties niet mochten botsen met de directeursfunctie, die wordt gehonoreerd volgens de Wet normering topinkomens (maximaal 181.000 euro).

Invloedrijke kunstdirecteur

De Duitse Ruf (1960) werd in 2014 artistiek directeur van het Stedelijk Museum. Daarvoor was ze directeur van de Kunsthalle in het Zwitserse Zürich.

Ruf staat bekend als één van de meest invloedrijke figuren in de internationale kunstwereld. Het toonaangevende Amerikaanse tijdschrift Art Review plaatst haar al jaren in de hoogste regionen van de top honderd. Voor de Kunsthalle Zürich nam ze het initiatief voor een groot renovatie- en uitbreidingstraject.

Het Stedelijk haalde haar binnen om ,,haar oog voor kwaliteit en voor jong talent en haar uitgebreide netwerk”. Ook werd ze destijds door het Stedelijk geroemd om ,,het herkenbare, radicale en zelfverzekerde programma dat zij neerzette in de Kunsthalle en de bevlogen manier waarop zij persoonlijk het instituut aan de buitenwereld presenteerde en onderdeel maakte van het culturele debat”.