Terwijl westerse landen zuchten onder de nasleep van de kredietcrisis, draait
groeiland China alweer op volle toeren. Dinsdag twee februari bracht het
onderzoeksbureau van de Oeso, de club van geïndustrialiseerde landen, een
236 pagina’s tellend rapport uit over de Aziatische groeikampioen.

Wat de economie betreft, had de Oeso weinig schokkends te melden. De Chinese
economische groei bedraagt dit jaar naar verwachting 10,2 procent en valt in
2011 licht terug tot 9,2 procent.

Private sector rukt op
Indrukkwekkend is vooral de aanhoudend snelle transformatie van China. Zo
rukt de private sector in het land steeds sneller op. Hadden private
ondernemingen in 1998 een aandeel van slechts 30 procent in de productie van
het bedrijfsleven, in 2007 was dat bijna 70 procent. Het belang van
staatsbedrijven voor de economie neemt zodoende razendsnel af.

De Chinese maakindustrie is ook op het wereldpodium onstuitbaar. De Oeso
rekent erop dat de Chinese industrie in 2017 de Amerikaanse industrie in
omvang voorbij streeft.

Wel signaleren de economen van de Oeso dat snelle groei in China vooral stoelt
op de inzet van meer kapitaal en werknemers in de industrie. Dat kan het
land niet onbeperkt volhouden. De Chinezen moeten op enig moment ook slimmer
gaan werken door meer op eigen kracht te innoveren.

Vraag is intussen wat de economische transformatie doet met Chinese burgers.
Z24 biedt een overzicht aan de hand van vijf grafieken.

Het welvaartsniveau van Chinese burgers is inmiddels zo hoog dat er gemiddeld
één tv en een mobieltje per huishouden is, zowel in de stad als op het
platteland. In steden is de wasmachine, de ijskast en de airco gemeengoed
voor huishoudens. Op het platteland zijn deze duurzame goederen minder
courant.

In steden heeft inmiddels bijna één op de tien huishoudens een auto. Bij de 10
procent hoogste inkomens in de stad heeft één op de drie gezinnen een auto.
Op het platteland zijn brommers breder verspreid.

De Chinese staat spant zich stevig in om de westelijke, landinwaarts gelegen
regio's te ontwikkelen, maar de kloof met de stedelijke kustgebieden in het
oosten blijft groot. In de steden is het inkomen per huishouden gemiddeld
6.600 dollar per jaar, bijna 2,5 keer zo hoog als op het platteland. De
rijkste 10 procent van de stedelijke Chinezen heeft een inkomen dat drie
keer zo hoog is als het gemiddelde in de stad.

Gemeten naar het nationale inkomen per hoofd van de bevolking is de welvaart
in Oost-China het dubbele van die in West-China.

Chinezen sparen veel. Sterker: de besparingen van huishoudens zijn de
afgelopen jaren relatief alleen maar groter geworden, vergeleken met het
aandeel van de consumptieve bestedingen in de economie. Chinezen spaarden in
2007 zo'n 38 procent van hun persoonlijke inkomen, tegen 28 procent in 2002.

De toegenomen particuliere spaarzin heeft volgens de Oeso niet te maken met
het ontbreken van adequate pensioen- en gezondheidsvoorzieningen. Want de
Chinese overheid heeft vanaf 2002 juist meer uitgegeven aan het sociale
vangnet.

De Oeso wijt de spaarwoede aan 'tijdelijke' factoren. Chinese gezinnen die
rijker worden, zetten meer geld opzij voor de studiekosten van kinderen. En
voor de hoogste inkomens geldt dat een snelle toename van de welvaart niet
leidt tot een evenredige verhoging van de consumptieve uitgaven. Meer
recente data wijzen volgens de Oeso wel degelijk op een expansie van de
consumptieve bestedingen. Zo groeiden de Chinese detailhandelsverkopen medio
2009 met 16 procent op jaarbasis, ruim 4 procentpunt meer dan twee jaar
eerder.

De Chinese welvaartsgroei pakt per saldo gunstig uit voor de volksgezondheid.
Zo ligt de gemiddelde verwachting voor het aantal gezonde levensjaren bij
geboorte in China inmiddels op 64, en dat is twee tot vijf jaar hoger dan
landen als Brazilië en Turkije.

De gunstige ontwikkeling van de levensverwachting neemt niet weg dat China een
fors rokersprobleem heeft. De betere betaalbaarheid van rookwaar gaat sinds
enkele jaren gepaard met een forse toename van de sigarettenconsumptie. Een
derde van de Chinese bevolking boven de 15 rookt, bij mannen is dit
percentage 57 procent. De individuele consumptie onder rokers bedraagt
gemiddeld vijftien sigaretten per dag. Binnen dertig jaar kan China rekenen
op drie miljoen sterfgevallen per jaar gerelateerd aan roken, zo is de
verwachting.

Punt van zorg blijft ook de opbouw van aanvullende pensioenvoorzieningen voor
de snel vergrijzende Chinese bevolking. De Chinese overheid en het
bedrijfsleven ondernemen voorzichtige pogingen om, net als Nederland,
pensioenpotten op te bouwen waaruit toekomstige uitkeringen kunnen worden
voldaan. Echter, waar het gezamenlijke vermogen van pensioenfondsen in
Nederland groter is dan het nationale inkomen, heeft China nog een flinke
weg te gaan.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl