Nederlandse huishoudens besteden in verhouding tot hun inkomen minder aan wonen dan vijf jaar geleden. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. (CBS)

In 2023 lag de mediane woonquote – de woonlasten als percentage van het inkomen – lager dan in 2018, ongeacht of men huurt of een eigen woning bezit. De sterkste daling was zichtbaar bij huurders van woningcorporaties, van 31,0 naar 25,4 procent.

Ook huishoudens met een koopwoning en huurders van particuliere verhuurders zagen hun woonquote dalen. Dat komt vooral doordat de inkomens in deze periode sterker zijn gestegen dan de woonlasten.

Woonlasten omhoog, vooral bij particuliere huurders

Hoewel de woonquote daalde, namen de absolute woonlasten wel toe. Particuliere huurders werden daarbij het zwaarst getroffen met een stijging van 23 procent.

Voor eigenaren ging het om een stijging van 6 procent, terwijl huurders van woningcorporaties gemiddeld 11 procent meer kwijt waren aan wonen. De laatste groep profiteerde het meest van overheidsmaatregelen zoals de bevriezing van de huurprijzen en energiecompensaties.

Regionaal gezien daalde de woonquote het sterkst in Noord-Friesland en delen van Zeeland, met een afname van rond de 7 procentpunt. In Groot-Amsterdam was de afname het kleinst, mede doordat een deel van de energietoeslag al in 2022 werd uitgekeerd.

Particuliere huurders: kleinste groep, grootste stijging

De groep huurders van particuliere verhuurders is in vijf jaar met 23 procent gegroeid, van 670.000 naar 825.000 huishoudens.

Daarmee blijft het aandeel met 11 procent relatief klein, tegenover 28 procent woningcorporatiehuurders en 60 procent eigenaren. Toch zijn het juist deze huurders die het zwaarst worden belast: zij hebben gemiddeld de hoogste woonlasten en de sterkste stijging daarvan gezien.

LEES OOK: Huurbevriezing van de baan: woonminister Keijzer trekt omstreden plan in na val kabinet