En dat is zes. Supermarktconcern Ahold kondigde woensdag aan zijn
beursnotering in New York te schrappen. In juli en juni deden chemieconcern
Akzo Nobel en post- en expressbedrijf TNT hetzelfde, in navolging van
printer- en kopieermachineproducent Océ, ingenieursbureau Arcadis en
chipmachinefabrikant Besi.

Hebben Nederlandse beursgenoteerde bedrijven genoeg van Amerikaanse
beleggers? Dat valt reuze mee. Buitenlandse aandeelhouders hadden nooit
eerder zo veel invloed in de Hollandse polder. Bij het gros van de bedrijven
uit de Amsterdamse AEX-index is het aandelenkapitaal inmiddels voor meer dan
vijftig procent in buitenlandse handen. Amerikanen en Britten domineren.

Neem Ahold: daar was afgelopen februari bijna 37 procent van de aandelen
eigendom van Noord-Amerikanen. Britse beleggers bezaten vijftien procent van
de aandelen Ahold, terwijl Nederlanders op 8,2 procent uitkwamen, zo blijkt
uit het jaarverslag. Bij Akzo Nobel is het niet anders. Eind vorig jaar
hadden Amerikaanse beleggers vijftig procent van de aandelen van het
chemieconcern. Twintig procent was in handen van Nederlanders, elf procent
zat bij Britten.

Nederlandse bedrijven die hun Amerikaanse beursnotering schrappen,
noemen steevast de hoge kosten die gepaard gaan met een officiële
beursnotering in de Verenigde Staten. Zo moeten bedrijven hun resultaten
zowel volgens Amerikaanse als Europese boekhoudregels publiceren als ze een
Amerikaanse notering hebben. Bovendien moeten ze voldoen aan de strenge
regels van de Amerikaanse toezichthouder SEC. Die stelt bijvoorbeeld hoge
eisen aan het informeren van aandeelhouders.

De Amerikaanse regels voor goed ondernemingsbestuur werden in 2002
aangescherpt in reactie op de boekhoudschandalen bij Enron en Worldcom.

Ahold werd in 2003 zelf stevig op de vingers getikt door de Amerikaanse
toezichthouder, toen bleek dat er bij dochter U.S. Foodservice op grote
schaal was gefraudeerd. De Amerikanen pakten toenmalig topman Cees van der
Hoeven uiteindelijk niet aan, toen het Openbaar Ministerie in Nederland
besloot tot vervolging. Van der Hoeven en oud-financieel directeur Michel
Meurs werden in mei 2006 veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraffen
en kregen geldboetes van 225 duizend euro.

Bedrijven die geen officiële beursnotering aan de beurs van New York of op de
schermenbeurs Nasdaq hebben, vallen onder een minder streng toezichtsregime.
Dat scheelt in de kosten. Bovendien weten Amerikaanse beleggers Europese
bedrijven ook wel te vinden buiten de Amerikaanse beurs om.

De fusie van de New York Stock Exchange en Euronext, die medio 2006
werd beklonken, stimuleert Amerikanen om direct op Europese beurzen te
beleggen. Bovendien bieden grote ondernemingen zoals Ahold en Akzo Nobel
Amerikaanse beleggers de mogelijkheid om zogenoemde American Depository
Receipts (ADR's) te kopen via gespecialiseerde banken. ADR's zijn
cerfiticaten, een soort pseudo-aandelen, die in dollars noteren en recht
geven op dividend maar geen stemrecht kennen. Banken die de onderhandse
markt in deze certificaten onderhouden, hebben als tegenwaarde echte
aandelen van bedrijven in bezit.

Na het vertrek van Ahold en Akzo Nobel hebben nog tien AEX-fondsen een
officiële notering in New York: ABN Amro, Aegon, ASML, Corporate Express,
ING, Philips, Reed Elsevier, Shell, KPN en Unilever. De Amerikaanse notering
van ABN Amro is geen lang leven beschoren, als de overname door Barclays of
Fortis en partners doorgaat.

Voor andere Nederlandse hoofdfondsen is vooral de levendigheid van de
officiële beurshandel van belang. Op de schermenbeurs Nasdaq werden woensdag
bijvoorbeeld ruim 1,2 miljoen aandelen van chipmachinefabrikant ASML
verhandeld, ongeveer de helft van wat er op Euronext Amsterdam omging.
Zolang dat het geval is, heeft ASML weinig reden om zijn uithangbord voor
Amerikaanse beleggers weg te halen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl