De opkomst voor de Tweede Kamerverkiezingen valt iets lager uit dan de voorgaande keren. Op basis van iets meer dan 96 procent getelde stemmen is de opkomst 77,8 procent. In 2021 was het 78,7 procent. Toen duurden de verkiezingen door corona drie dagen. In 2017 bracht 81,6 procent van de kiesgerechtigden hun stem uit.

In Nederland was in Rotterdam en Rijswijk de opkomst woensdag het laagste met 64,3 procent. Schiermonnikoog had de hoogste opkomst met ruim 117 procent. Ook op Ameland en Vlieland stemden meer mensen dan er kiesgerechtigden waren, met dank aan vakantiegangers.

Van de provincies had Flevoland woensdag de laagste opkomst, met 72,5 procent. Twee jaar geleden sloot die provincie ook de rij, toen met 75,4 procent opkomst. Ook in Zuid-Holland en Limburg stemden woensdag minder dan driekwart van de mensen. Overijssel had woensdag de hoogste opkomst, met 81,6 procent.

In het Noord-Hollandse Medemblik is de opkomst het meest gedaald. Ongeveer 66 procent van de kiesgerechtigden maakte de gang naar het stembureau. Twee jaar geleden deed 81,5 procent dit. Ook in Castricum daalde de opkomst relatief sterk, van 93,2 procent naar 86,2 procent.

PVV krijgt meer stemmen dan VVD

Ongeveer 2,3 miljoen mensen hebben woensdag op de PVV gestemd. De partij van Geert Wilders doet het daarmee beter dan de VVD in 2021 en 2017. Daar stemden toen 2,2 miljoen mensen op. In 2012 kreeg de partij van Rutte iets meer 2,5 miljoen stemmen.

GroenLinks-PvdA werd woensdag de tweede partij met 1,57 miljoen stemmen, op korte afstand gevolgd door de VVD met bijna 1,53 miljoen mensen. Ook Nieuw Sociaal Contract trok ruim een miljoen kiezers. De partij van Pieter Omtzigt kreeg bijna 1,3 miljoen stemmen.

D66 was twee jaar geleden goed voor ruim 1,5 miljoen stemmen, maar daar bleven nu bijna 630.000 van over.

De kleinste partij is de Politieke Partij voor Basisinkomen. Die staat op iets meer dan duizend stemmen. Twee jaar geleden waren De Groenen de kleinste partij met ruim honderd stemmen.