Nederland worstelt nog altijd met de regeling voor zogenoemde kennismigranten. Eerst was er de kwestie van de ‘wokprofessoren’, nu is er een probleem met culturele toppers van buiten de Europese Unie.

De Nederlandse regeling voor de toelating van kennismigranten heeft één groot manco: bij de criteria om tot ‘kennismigrant’ bestempeld te worden speelt kennis nagenoeg geen rol. Het gaat hoofdzakelijk om financiële eisen.

Bedrijven die werknemers zoeken van buiten de Europese Unie met een schaarse vaardigheid, moeten ervoor zorgen dat de kennismigrant minimaal 3.000 euro per maand verdient als deze jonger is dan dertig jaar en minimaal 4.000 euro per maand als de kandidaat ouder is dan dertig.

Kennismigrant en wokprofessor

Deze financiële criteria leiden tot tal van complicaties. Zo bleek in 2006 al dat er opvallend veel chinese koks van buiten de Europese Unie naar Nederland kwamen als kennismigrant, in de volksmond al snel omgedoopt tot ‘wokprofessoren’.

Begin dit jaar bleek dat uitkeringsinstantie UWV een scherper beleid op dit punt is gaan voeren, door Chinese restaurants te verplichten eerst kandidaten uit een EU-land te zoeken. Dat leidde tot de nodige discussie over de kwaliteit van vervangende koks.

Culturele toppers van buiten EU: te goedkoop

In de kunstsector blijkt de regeling voor kennismigranten ook te bijten, maar een ander manier, signaleert Het Financieele Dagblad maandag. Waar Chinese topkoks snel naar Nederland werden gehaald door ze bijvoorbeeld voor een salaris van 60 duizend euro  per jaar op de loonlijst te zetten, kampen topinstituten als het Rijksmuseum met een omgekeerd probleem.

Voor gespecialiseerde banen zoals een 'restaurator metaal' bij het Rijksmuseum moet eerst binnen de Europese Unie worden gekeken. Als daar geen geschikte kandidaten zijn, mag iemand van buiten de EU worden aangetrokken. Probleem voor het Rijksmuseum is dat het loon van een toprestaurator doorgaans onder de grens van drieduizend euro (voor 30-minners) of vierduizend euro (voor 30-plussers) per maand ligt.

Zo kon het Rijksmuseum een jonge Amerikaanse restaurator vinden die voor 2.600 euro per maand wilde komen werken, maar hiermee voldeed deze kenniswerker niet aan de eisen van de regeling voor kennismigranten. Dat leidde tot forse rompslomp bij het UWV.

Extra sollicitatierondes zijn duur

De eis om eerst binnen de EU te werven kost ook het Concertgebouworkest veel geld. Daar is het minimumsalaris voor kennismigranten niet het grootste probleem, maar het feit dat een eerste wervingsronde die alleen binnen de EU plaatsvindt, vaak niet de geschikte kandidaat oplevert en wel veel geld kost.

"We zouden liever meteen wereldwijd adverteren, zodat we in de grootst mogelijke vijver vissen, zeker bij de soloposities. Zo besparen we op een ronde van 40 duizend euro", aldus manager personeel en organisatie Marja Verhoogt tegen het FD.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl