Na tweeëneenhalf jaar crisis is er een flinke kerstboom aan noodfondsen en
crisismaatregelen ontstaan. Minstens zoveel oplossingen zijn bedacht, maar
(nog) niet geprobeerd. We zetten de tien belangrijkste op een rij: vijf oude
en vijf nieuwe manieren om de eurocrisis op de knieën te krijgen.
1. EFSF
De European Financial Stability Facility, beter bekend als ‘het tijdelijke
noodfonds’. Het is een in Luxemburg gevestigd fonds dat geld leent op de
internationale kapitaalmarkt op basis van garanties van de eurolanden en dat
vervolgens uitleent aan eurolanden die zelf niet meer terecht kunnen op de
kapitaalmarkt.
Het EFSF startte in 2010 en mag maximaal 440 miljard euro in- en uitlenen.
Baas is de Duitser Klaus Regling die ook het permanente noodfonds mag gaan
leiden (zie verderop). Tot nu toe maken Griekenland, Ierland en Portugal
gebruik van het EFSF. Tot nu toe is er door deze drie landen 135 miljard
euro geleend. Spanje krijgt 100 miljard uit dit potje voor de bankensector.
2. EFSM
Een onbekende: het European Financial Stability Mechanism. Dit is het
tijdelijke noodfonds van de Europese Commissie dat in 2010 van start ging.
Niet de lidstaten, maar de begroting van de Europese Unie staat garant als
het ESFM geld leent op de kapitaalmarkt, om door te lenen aan eurolanden in
problemen. Dit noodfonds is goed voor maximaal 60 miljard euro. Daarvan is
al ruim 41 miljard uitgeleend aan Ierland en Portugal.
3. ESM
Het nieuwe pronkstuk van Europese samenwerking en solidariteit: het European
Stability Mechanism, oftewel: het permanente noodfonds. Dit fonds gaat de
taken van de tijdelijke noodfondsen overnemen. Ook het ESM gaat zelf geld
lenen op basis van garanties van eurolanden, maar krijgt een deel van het
vermogen direct gestort. Uiteindelijk moet het ESM een capaciteit hebben van
700 miljard euro. Critici noemen dat overigens een factor vier te klein. De
staatsschuld van Spanje en Italië samen is al 2600 miljard euro.
Het permanente fonds kan pas van start gaan als alle lidstaten het hebben
geratificeerd. Nederland deed dat al. Maar bijvoorbeeld Duitsland wacht nog
op een handtekening van de president. En die wacht weer op de rechter van
het constitutionele hof, die zelf weer wachten op… tja, op wat eigenlijk?
4. SMP
In voorjaar 2010 ging de Europese Centrale Bank voor de ‘nucleaire optie’, en
begon staatsobligaties van probleemlanden op te kopen op de secundaire
markt. Dit Securities Market Programme was officieel bedoeld om de
‘transmissie van het monetaire beleid’ veilig te stellen. Als de
obligatiemarkt is verstoord door twijfel over de solvabiliteit van
eurolanden, kan de korte rente van de ECB de lange rente waartegen bedrijven
en huizenkopers lenen, niet beïnvloeden. Niet officieel maar mooi
meegenomen: als de ECB Griekse of Ierse obligaties opkoopt gaat de rente
voor die landen omlaag.
Op het hoogtepunt van het opkoopprogramma stond er voor zo’n 220 miljard euro
aan staatsobligaties op de ECB-balans. De extra euro’s die door het opkopen
in het financiële stelsel werden gepompt, dweilt ECB direct weer op door het
uitgeven van termijndeposito’s. Deze sterilisatie zorgt er in theorie voor
dat de geldhoeveelheid gelijk blijft. Maar omdat alle andere kranen van de
ECB sinds het uitbreken van de kredietcrisis wijd openstaan, is dat
nauwelijks meer dan een theoretische exercitie om de Duitse en Nederlandse
inflatiehaviken te vriend te houden.
Sinds Europese politici vorig jaar besloten dat de noodfondsen ook obligaties
op de secundaire markt mogen opkopen, is de ECB ermee gestopt. Niemand weet
of dat een permanente stop is.
5. LTRO
In plaats van de SMP kwam de ECB eind 2011 met een nieuw instrument: de Long
Term Refinancing Operation (LTRO). In twee rondes leende de centrale bank
ongeveer 1000 miljard euro voor drie jaar uit aan Europese banken. Het doel
was om te zorgen dat met name banken in Zuid-Europa voor lange tijd liquide
waren en lange termijn kredieten konden blijven verlenen aan bedrijven.
Bijkomend, en volgens velen niet onwenselijk effect was dat banken het geld
uitleenden aan hun overheden door staatsobligaties te kopen.
Dat verlichte de eurocrisis begin 2012, maar loste uiteindelijk niets op. De
wurgende verstrengeling van banken en overheden in Spanje werd er alleen
maar groter van. Maar in de toekomst zou de ECB in noodgevallen wel weer
naar dit instrument kunnen grijpen.
Tot zover de bestaande maatregelen. Er is nog meer mogelijk. Veel meer. Als de
politieke wil er maar is om de eurocrisis onder de duim te krijgen.
6. Kwantitatieve verruiming
De ECB is inventief geweest in deze crisis. Maar heeft nog lang niet alle
mogelijkheden benut. Bijvoorbeeld echte kwantitatieve verruiming, het op
grote schaal opkopen van obligaties zonder het effect op de geldhoeveelheid
te steriliseren, heeft men in Frankfurt nog niet geprobeerd. De Amerikaanse
Fed, Bank Of England en Bank of Japan experimenteren er wel mee. Zij denken
zo de rente te kunnen verlagen.
In principe kan de ECB zeer lang doorgaan met het opkopen van obligaties en
andere effecten. Zolang de verkopers euro’s accepteren als betaalmiddel, kan
de centrale bankier alles kopen wat hij wil. Betalen met euro’s is voor de
ECB immers een kwestie van een paar enen en nullen veranderen in de
computer.
7. Soepele regels onderpand
De ECB zou ook kunnen besluiten om de eisen aan het onderpand dat banken moet
inbrengen in ruil voor leningen, verder te versoepelen. Door effecten van
lagere kwaliteit te accepteren kunnen de Europese banken makkelijker aan
liquiditeit komen. Als alternatief kan de ECB er ook voor kiezen om de
haircut op het onderpand (een 'korting' gebaseerd op een te verwachten
verlies, red.) te verminderen. Op basis van onderpand van matige kwaliteit
kan een bank dan meer euro’s lenen.
8. Geef ESM toegang tot ECB-krediet
De manier om het permanente noodfonds in een keer groot genoeg te maken om de
financiële markten in het gareel te dwingen, is door het noodfonds toegang
te geven tot ECB-krediet. De obligaties die het noodfonds opkoopt kunnen dan
dienen als onderpand voor ECB-leningen. Het zou de slagkracht van het ESM
enorm vergroten. De vraag is of de ECB volgens het Europese verdrag deze rol
mag vervullen. Waarschijnlijk wel, maar de Duitsers zullen toch ongetwijfeld
langdurig protesteren.
9. Eurobonds
Zonder ECB kan het ook. Uiteindelijk zijn de eurolanden gezamenlijk een
solvabele muntunie. De afgelopen twaalf jaar heeft het eurogebied ongeveer
evenveel geëxporteerd als geïmporteerd. Er is nauwelijks geld geleend van de
rest van de wereld. Verrast? Het zijn de feiten. Dat betekent dat de
eurozone zichzelf kan redden als alle lidstaten dat willen.
Eurobonds zijn de manier om deze goede kredietwaardigheid over de hele
monetaire unie uit te smeren. De eurolanden lenen gezamenlijk, op basis van
de totale kredietwaardigheid (waarvan Noord-Europa veel meer in brengt dan
Zuid-Europa), en verdelen de opbrengst van de lening onderling. Helaas
verdwijnen dan ook de prikkels in Zuid-Europa om de overheidsfinanciën te
saneren en de economie te hervormen. Daarom is er ook een eurobonds-light
versie. Ooit bedacht door Rabobank-econoom Wim Boonstra. Schuld onder de 60
procent van het bbp worden daarbij gezamenlijk gefinancierd. De rest moet
een euroland zelf lenen. Ongetwijfeld tegen een pittige rente.
10. Europees afkoopfonds
Het omgekeerde van de eurobonds, bedacht door – uiteraard- de Duitsers. Het
idee de Duitse Raad van Economische Experts is om een ‘European Redemption
Fund’ op te richten, dat de schuld boven 60 procent bbp van eurolanden
eenmalig op te kopen en om te zetten in tijdelijke eurobonds. Die bonds
worden afbetaald in 25 jaar, en daarna hebben alle eurolanden voor altijd
een keurige begroting en nooit meer een te hoge staatsschuld. Het zou kunnen
werken, maar misschien wordt de eenmaligheid van de maatregel direct door de
financiële markten betwijfeld. Waarna het spel opnieuw begint.
Lees ook:
Meer artikelen van Mathijs Bouman
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl