- De periode waarin de aangifte inkomstenbelasting kan worden ingediend, is aangebroken.
- Wie vermogen heeft, betaalt mogelijk belasting in box 3 voor sparen en beleggen, waarin met fictieve rendementen wordt gerekend.
- Het fictieve rendement op spaargeld is lager dan dat op beleggingen, waardoor het nogal uitmaakt of je vermogen uit spaargeld of beleggingen bestaat.
- Lees ook: Belastingaangifte 2024: tips en weetjes voor de vermogensbelasting op spaargeld en beleggingen in box 3
Afgelopen zaterdag was het 1 maart, het moment waarop de periode ingaat waarin je de aangifte inkomstenbelasting kan indienen. Voor box 3 voor bezittingen en spaargeld, geldt tot 2027 een overgangsstelsel waarbij fictieve rendementen worden gehanteerd om de vermogensbelasting te berekenen.
Spaarplatform Raisin berekende hoe zwaar de belastingdruk op vermogen is vanaf fiscaal jaar 2025 tot en met fiscaal jaar 2027. De betalen belasting varieert van 715 euro bij een ton vermogen dat alleen uit spaargeld bestaat, tot 28.700 euro bij een vermogen van 500.000 euro aan louter beleggingen.
Het Nederlandse systeem waarbij het rendement op vermogen wordt belast aan de hand van fictieve rendementen, gaat op de schop. De Hoge Raad oordeelde dat dit systeem niet door de beugel kan, onder meer omdat het eigendomsrecht wordt geschonden als burgers belasting betalen op basis van een fictief rendement dat hoger ligt dan hun werkelijk behaalde rendement.
In de toekomst wordt mogelijk vermogensbelasting geheven op basis van werkelijke rendementen, zoals in andere landen gebeurt. Maar in ieder geval tot en met 2027 gelden in Nederland in beginsel nog fictieve rendementen. Al is het wel zo dat er in deze overgangsperiode een alternatieve berekening mogelijk is op basis van daadwerkelijk behaalde rendementen, op basis van een rekenmethode van de Hoge Raad. Lees daar hier meer over.
Vroeger gold één fictief rendement voor verschillende vermogensbestanddelen als spaargeld en beleggingen. Maar tegenwoordig wordt onderscheid gemaakt tussen spaargeld en beleggingen, waarbij voor spaargeld een lager fictief rendement geldt dan voor beleggingen in bijvoorbeeld aandelen of een tweede huis.
Box 3: onderscheid tussen spaargeld en beleggingen
Zo is in het fiscale jaar 2024 het fictief rendement op spaargeld 1,44 procent. Dit percentage is gebaseerd op de gemiddelde rente die spaarders ontvangen en een stuk lager dan het fictieve rendement op beleggingen van 6,04 procent. De fictieve rendementen worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.
Voor spaarders is het nog altijd lastig om met de spaarrentes die banken bieden de inflatie bij te benen. Maar het relatief lage fictieve rendement op sparen dat voor de vermogensbelasting geldt, zorgt er wel voor dat de fiscale druk op spaargeld duidelijk lager is dan voor beleggingen.
Van belang voor de betalen belasting op vermogen is in dit verband ook het heffingsvrije vermogen waarover geen belasting betaald hoeft te worden. In 2024 ligt de grens op 57.000 euro voor alleenstaanden en het dubbele, 114.000 euro, voor fiscaal partners. Ook het heffingsvrije vermogen wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld.
Over het rendement op vermogen boven de vrijstellingsgrens betaal je 36 procent belasting. Raisin gaat ervan uit dat dit percentage de komende jaren gelijk blijft.
Het spaarplatform heeft berekend wat je de komende drie jaar aan belasting moet betalen, als je een vermogen hebt dat alleen uit spaargeld bestaat of louter uit beleggingen. Hierin komt een behoorlijk verschil in belastingdruk naar voren.
Het gaat om vermogens van een ton en een half miljoen euro. Raisin gaat ervan uit dat deze vermogens in 2025, 2026 en 1027 gelijk blijven. De exacte fictieve rendementen voor deze jaren zijn nog niet bekend, hiervan heeft Raisin een schatting gemaakt aan de hand van beschikbare gegevens op basis van de berekeningsgrondslag die de Belastingdienst hanteert.
Dit betaal je bij een ton of half miljoen euro aan vermogen in box 3
Bekijk hieronder wat je op basis van bovenstaande uitgangspunten de komende drie jaar aan belasting betaalt bij een vermogen van een ton en een half miljoen euro, in spaargeld of beleggingen.
Vermogen: 100.000 euro
- Te betalen belasting bij spaargeld: 715 euro in de komende drie jaar (0,72 procent van totale vermogen)
- Te betalen belasting bij beleggingen: 2.965 euro in de komende drie jaar (2,97 procent van totale vermogen)
Vermogen: 500.000 euro
- Te betalen belasting bij spaargeld: 6.935 euro in de komende drie jaar (1,39 procent van totale vermogen)
- Te betalen belasting bij beleggingen: 28.700 euro in de komende drie jaar (5,75 procent van totale vermogen)
Te zien is dat de te betalen belasting berekend op basis van fictieve rendementen, fors hoger ligt als je vermogen uit beleggingen bestaat. Bij een ton aan vermogen betaal je 2.250 euro meer belasting en bij een half miljoen euro bijna 22.000 euro meer.
Ook neemt de belasting een grotere hap uit je vermogen als dit uit beleggingen bestaat. Bij een ton aan vermogen in beleggingen lever je 2,97 procent in bij de Belastingdienst, tegen 0,72 procent bij een vermogen in spaargeld.
Heb je een half miljoen aan vermogen in beleggingen, dan neemt de fiscus een hap van 5,75 procent, tegen 1,39 procent bij 500.000 euro aan spaargeld.
Mogelijkheid om belasting te betalen op basis van werkelijk rendement
Zoals hierboven aangestipt, moeten we wel opmerken dat de Belastingdienst heeft aangekondigd dat er een formulier 'Opgaaf werkelijk rendement' komt. Hiermee kan je bezwaar indienen tegen de vermogensrendementsheffing die je moet betalen op basis van fictieve rendementen.
Vanaf de zomer 2025 mogen mensen die hiervoor in aanmerking komen, hun werkelijke rendement op vermogen doorgeven. De komende drie jaar kan de vermogensbelasting dus mogelijk berekend worden op werkelijke rendementen, in plaats van de fictieve rendementen in de berekeningen hierboven.
Of de berekening met werkelijke rendementen gunstiger uitpakt, is maar de vraag. Uiteraard moet het werkelijke rendement dan lager zijn. Maar ook als het werkelijk rendement lager is dan het fictieve rendement, kan de berekening met fictieve rendementen toch gunstiger uitpakken.
Dit komt omdat de Hoge Raad een rekenmethode voorschrijft waarbij het heffingsvrije vermogen niet wordt meegenomen in de berekening van de vermogensrendementsheffing op basis van werkelijke rendementen. In andere woorden: bij de berekening op basis van werkelijke rendementen is er geen sprake van een vrijstelling.
Hoe deze rekenmethode op basis van werkelijke rendementen kan uitpakken ten opzichte van de berekening op basis van fictieve rendementen, lees je in onderstaand artikel.