In ons land hebben zo’n 400.000 ondernemingen met zo’n 2 miljoen werknemers te maken met de product- en bedrijfschappen, vooral in de land- en tuinbouw. Veel ondernemers hebben afgelopen zomer in enquêtes van de schappen zelf aangegeven dat ze er ontevreden over zijn.

De bedrijven zijn verplicht om via heffingen te betalen aan de schappen, maar hebben geen rechtstreekse invloed op de gang van zaken, terwijl de schappen wel regels kunnen opleggen waaraan de bedrijven zich moeten houden. De sociale partners hebben het kabinet geadviseerd om de schappen, te ,,moderniseren’’ en in ieder geval de komende jaren de kosten fors terug te dringen.

Pbo’s

De product- en bedrijfschappen, of wel de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (pbo’s), stammen uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. De sociale partners in een sector kunnen een schap oprichten en de Kroon benoemt een onafhankelijke voorzitter. In de vorige eeuw waren er nog tientallen, maar vele werden opgedoekt of samengevoegd.

De tijd dat overheid, werkgevers en vakbonden samen via de schappen de economie in bedrijfstakken konden regisseren, is voorbij. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft inmiddels te maken met een wereldmarkt en steeds meer vrijhandel.

Het kabinet wil dat de product- en bedrijfschappen zich niet langer bezighouden met marketing en promotie van producten, maar zich beperken tot kerntaken zoals het voorkomen van dierziekte of werken aan veiligheid van producten. In de Tweede Kamer tekent zich nu een meerderheid af om die kerntaken te laten uitvoeren door het Rijk, waardoor de schappen niet langer nodig zijn.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl