Valutamarkten letten sterk op de beweging van de olieprijs. Die heeft duidelijk invloed op de munten van landen die sterk afhankelijk zijn van olie-inkomsten, signaleert Ron van der Does.

De vergadering tussen grote olieproducerende landen afgelopen zondag in Doha over het afspreken van een productieplafond heeft geen resultaat opgeleverd.

De aanhoudende productiegroei in de afgelopen maanden heeft ertoe geleid dat een vat ruwe Amerikaanse olie in februari naar een dieptepunt van 27 dollar was gedaald.

Inmiddels zijn olieprijzen weer enigszins hersteld en handelt West Texas Intermediate-olie rond een niveau van 40 dollar per vat. Dat is overigens nog ver verwijderd van de 107 dollar waarop olie in juni 2014 werd verhandeld.

De groeiende onbalans in de markt waarbij het aanbod de vraag ruimschoots overschrijdt, zorgt ervoor dat de olieprijs op een laag niveau blijft. Een logisch gevolg van het marktmechanisme.

Rol Iran

Een dalende vraag uit China en stagnerende groei in andere landen hebben de prijzen van het zwarte goud behoorlijk onder druk gezet. Een productieplafond zou een land als Iran echter zeer slecht uitkomen.

Iran is dit jaar weer als producent op de markt gekomen nadat de economische sancties tegen het land zijn opgeheven.

Nu is het onmogelijk voor Iran om van de ene op de andere dag weer op het oude productieniveau van 4 miljoen vaten per dag te komen en dat is de reden dat Teheran geen voorstander is van een dergelijk plafond.

Het plafond is namelijk gebaseerd op het huidige productieniveau en momenteel is Iran nog ver verwijderd van de output voorafgaand aan de sancties. Iran heeft dan ook altijd gezegd dat er pas over een plafond gepraat kan worden als het land weer volledig op het oude niveau is teruggekomen.

Saoedi Arabië, veruit het grootste olieproducerende land ter wereld, was altijd van mening dat ook zonder Iran goede afspraken gemaakt zouden kunnen worden. Tijdens het overleg in Doha van afgelopen weekend veranderde de Arabische olieminister uit Riyad radicaal van mening en wenste geen akkoord te tekenen zonder de betrokkenheid van Iran.

Mede vanwege dat laatste punt werd de vergadering afgeblazen en tevens werd overeengekomen de landen in juni weer bijeen te roepen als Iran op het gewenste productieniveau ligt.

Afhankelijkheid olie-inkomsten

Een aantal landen is sterk afhankelijk van de olieproductie, daar deze voor een groot deel van de inkomsten zorgen. Zo is een land als Noorwegen voor de helft van zijn inkomsten afhankelijk van de export van olie.

Ook een land als Canada voelt een daling van de olieprijs danig in zijn begroting evenals Venezuela en Mexico. Dat is ook de reden dat Venezuela sterk heeft aangedrongen op een productieplafond teneinde de olieprijs uit het dal te trekken.

Overigens hoort ook de Verenigde Staten tot één van de grootste olieproducerende landen in de Westerse wereld, maar een productiedaling heeft daar, gezien de omvang van de totale economie, minder invloed op de budgetten.

Valuta-effect

Gelet op de sterke afhankelijkheid van de olieproductie in bovengenoemde landen betekent dit ook dat de valuta van deze landen sterk beïnvloed worden door de olieprijs.
Zo is er een sterke, negatieve correlatie tussen de olieprijs en de Noorse Kroon en Canadese dollar.

Onderstaande grafiek geeft deze correlatie mooi weer. In de grafiek is het valutapaar Euro-Canadese dollar weergegeven, waarbij een dalende Canadese dollar overeenkomt met een toename van het aantal Canadese dollar per euro (stijgende blauwe lijn); de lagere olieprijs is weergegeven in de dalende rood-groene lijn.

(klik voor vergroting)

olie cad

Handelaren in deze valuta’s komen dan ook direct in actie als de olieprijs een plotselinge beweging maakt.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl