Van een echte recessie is in Azië geen sprake. Op Japan na, groeit de economie
vrijwel overal. Toch kopte de Wall Street Journal maandagochtend dat Azië op
weg is naar een recessie. Hoe kan dat?
Het ligt er maar net aan hoe je een recessie definieert. In het Westen spreken
economen van een recessie als de economie twee kwartalen achtereen krimpt.
Ook die definitie is redelijk willekeurig, maar je moet ergens een grens
trekken.
Bij twee kwartalen krimp voltrekt zich in ieder geval een reeks
gebeurtenissen die de krantenlezer met een recessie associeert.
Bedrijfswinsten vallen terug of verdampen in zijn geheel, de beurs kwakkelt
en de werkloosheid loopt in rap tempo op.
In Azië is de Westerse definitie minder bruikbaar. Bovenstaande gebeurtenissen
treden daar veel eerder op. De werkloosheid loopt daar al op zodra de
economische groei terugvalt naar 5 procent of minder.
De oorzaak ligt met name in de groei en samenstelling van de bevolking.
Een derde van de naar schatting 1,1 miljard Indiërs is bijvoorbeeld jonger
dan vijftien jaar. Dat betekent dat er elk jaar miljoenen starters de
arbeidsmarkt opstromen.
Om die stroom op te vangen - of in het geval van China de stroom verarmde
boertjes naar de stad - moet de economie wel hard groeien. Lukt dat niet,
dan moet de koek met meer mensen worden gedeeld en daalt de welvaart per
hoofd.
De definitie van een recessie gaat vooral op voor vergrijzende
samenlevingen als de onze. Maar in Azië gelden andere regels.
Economen van de Zwitserse bank UBS schatten volgens The Wall Street Journal
dat China zelfs 8 procent moet groeien. Gebeurt dat niet, dan krijgt China
problemen vergelijkbaar met de malaise die wij kennen bij echte krimp. En
dat scenario zal zich volgens veel economen in 2009 gaan voltrekken.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl