In juni moet er een klap gegeven worden op de aanpassing van het Nederlandse pensioenstelsel door vakbonden en werkgevers.

Het ziet ernaar uit dat pensioenen met een vaste koppeling aan de hoogte van lonen verdwijnen.

De pensioenopbouw wordt individueel en afhankelijk van het beursrendement.

Dit kan grote gevolgen hebben voor hoeveel pensioen werknemers kunnen opbouwen.

ANALYSE – Er wordt nog een beetje gesleuteld, maar werkgevers van vakbonden zijn het in hoofdlijnen eens over een nieuw pensioenstelsel, zo bleek afgelopen maand.

Het gaat hier om het pensioen dat veel werknemers via een pensioenfonds van hun werkgever opbouwen.

De kern van het nieuwe stelsel is dat er geen toezegging meer komt over de hoogte van het pensioen met een koppeling aan het loon, zo meldde onder meer de Volkskrant. In plaats daarvan wordt een prognose gemaakt van het verwachte pensioen op basis van de beursontwikkelingen.

Afhankelijk van het rendement op de beurs kan het pensioen voor deelnemers van pensioenfondsen hoger of lager uitpakken op het moment dat ze met pensioen gaan.

Aan de precieze uitwerking van het pensioen nieuwe stijl zitten nog de nodige haken en ogen: lees daar hier meer over.

Collectieve beleggingspot voor pensioen versus zelf opbouwen

Belangrijk om te beseffen is dat er bij de huidige opzet van pensioenfondsen door werkgever en werknemer maandelijks een premie wordt gestort vanuit het salaris die in een collectieve pot gaat. Het vermogen wordt belegd en blijft ook belegd op het moment dat de werknemer met pensioen gaat. Die krijgt dan een uitkering die bijvoorbeeld gebaseerd is op 70 procent van het gemiddelde loon.

Voordeel vanuit beleggingsperspectief is dat een pensioenfonds continu een bepaalde beleggingsmix kan aanhouden met bijvoorbeeld 60 procent aandelen in de beleggingsportefeuille en 40 procent obligaties.

Zoals ook dit jaar met de coronacrisis is gebleken kunnen aandelen op de korte termijn heftig schommelen. Maar historisch is gebleken dat aandelen op de lange termijn een wat hoger rendement opleveren dan vastrentende beleggingen zoals obligaties.

Als de pensioenuitkering wordt gedaan vanuit een collectieve beleggingspot is het makkelijker om constant een bepaald percentage in aandelen te beleggen, omdat het risico van koersfluctuaties op de beurs collectief wordt opgevangen.

De wijziging voor de meeste werknemerspensioenen betekent echter dat de opbouw van pensioen sterker gaat lijken op de wijze waarop bijvoorbeeld zzp'ers en anderen zelf individueel pensioen opbouwen.

De inleg gaat naar een individueel vastgestelde pensioenpot. Als je ongeveer 67 bent, bepaalt de hoogte van de pensioenpot op dat moment hoe hoog je uitkering wordt.

In dit geval wil je minder risico nemen met beleggen naarmate de pensioendatum dichterbij komt. Je wilt immers niet dat je op het eind opeens veel minder vermogen overhoudt als er toevallig een dip is op de aandelenmarkt vlak voordat je met pensioen gaat.

Andere strategie voor opbouw pensioen, ander rendement

Voor werknemers en zzp'ers die individueel pensioen opbouwen wordt nu vaak gewerkt met zogenoemde lifecyclefondsen. Hierbij start je met een wat risicovollere beleggingsmix (lees: meer aandelen met kans op een hoger rendement).

De beleggingsmix wordt aangepast naarmate de pensioendatum dichterbij komt, waarbij bescherming tegen vermogensverlies belangrijker wordt (lees: een groter deel obligaties met een wat lagere, maar meer zekere rente).

Het verschil tussen continu een vaste beleggingsmix aanhouden en een beleggingsopzet waarbij je meer veiligheid inbouwt tegen vermogensverlies naarmate de pensioendatum nadert, kan behoorlijk schelen in de uiteindelijke opbrengst.

Stel bijvoorbeeld dat er 40 jaar lang maandelijks 400 euro in de pensioenpot gaat. Die wordt steeds voor 60 procent in aandelen belegd en 40 procent in minder risicovolle beleggingen zoals obligaties.

De aandelen leveren op lange termijn 7 procent rendement per jaar op en de minder risicovolle beleggingen 3 procent. In de verhouding 60/40 levert dit jaarlijks een gemiddeld bruto rendement op van 5,4 procent.

Via deze tool van de site berekenhet.nl kun je uitrekenen dat als je 40 jaar lang 400 euro per maand in een pensioenpot stopt tegen 5,4 procent rendement, er aan het eind van de rit ruim 658 duizend euro vermogen is. Ervan uitgaande dat de opbouw belastingvrij is en beleggingskosten niet zijn meegenomen.

Maar wat gebeurt er als je bijvoorbeeld begint met een beleggingsmix van 60 procent aandelen en 40 procent obligaties en die jaarlijks een beetje aanpast? Bijvoorbeeld door elk jaar de mix zo aan te wijzigen dat je 1 procent minder in aandelen belegt en 1 procent meer in vastrentende beleggingen. Na 40 jaar zit je dan nog voor 20 procent in aandelen en voor 80 procent in obligaties.

Als het gemiddelde jaarlijkse rendement van respectievelijk 7 procent voor aandelen en 3 procent voor vastrentende beleggingen aanhoudt, kun je uitrekenen dat je per saldo een gemiddeld bruto rendement van ongeveer 4,6 procent per jaar gaat halen met deze strategie.

De conservatievere beleggingsaanpak levert dan 0,8 procentpunt per jaar minder rendement op. 'Dat maakt toch niet zo heel veel uit?', zul je misschien denken.

Maar als je dit doorrekent bij een maandelijkse inleg van 400 euro gedurende 40 jaar, kom je uit op iets meer dan 539 duizend euro aan vermogen.

Ofwel de lifecyclestrategie levert bijna 120 duizend euro minder op vergeleken met een beleggingsstrategie waarbij de mix tussen aandelen en obligaties altijd constant blijft!

Let op de details bij nieuw pensioenstelsel

Als het plan voor een nieuw pensioenstelsel deze maand wordt gepresenteerd is één van de belangrijke vragen wat pensioenfondsen met deze kwestie gaan doen.

Cruciaal is bijvoorbeeld hoe de beleggingsstrategie van pensioenfondsen gaat werken in een situatie dat geen ongedifferentieerde beleggingspot meer is, maar dat deelnemers per leeftijdsgroep of individu een stukje van de pensioenpot krijgen toegewezen.

Het is denkbaar dat er constructies worden verzonnen waarbij het beleggingsbeleid per generatie enigszins verschilt, maar dan blijft de vraag hoe mee- en tegenvallers worden verdeeld en welk effect dit heeft op pensioenuitkeringen.

Kortom: de details worden extreem belangrijk bij de uitwerking van het nieuwe pensioenstelsel.

Lees meer over pensioen en beleggen: