Minister Donner van Sociale Zaken en toezichthouder De Nederlandsche Bank
(DNB) gooiden deze week de knuppel in het hoenderhok: de financiële situatie
van zeker veertien Nederlandse pensioenfondsen is zo sterk verslechterd, dat
een korting op de uitkeringen noodzakelijk kan zijn.
In eerste instantie zou dit zo’n 150 duizend gepensioneerden treffen, maar
vrijdag 20 augustus bleek dat DNB achttien fondsen in het vizier heeft,
waaronder ook het pensioenfonds PME voor de metaalsector. Dat bedient in z’n
eentje al 150 duizend gepensioneerden en heeft een vermogen heeft van zo’n
20 miljard euro.
Pensioenkorting
Kern van het probleem is dat de geschatte toekomstige
uitkeringsverplichtingen van pensioenfondsen te veel uit de pas zijn gaan
lopen met het vermogen, en inschattingen over het beleggingsrendement dat
daarmee behaald kan worden.
Versterking van de pensioenbuffers kan in principe op drie manieren
plaatsvinden. Door werknemers extra premie te laten storten in de
pensioenkas, door uitkeringen aan gepensioneerden en de opbouw voor
werkenden niet automatisch te laten meestijgen met de lonen, en als laatste:
door regelrecht te korten op de pensioenuiteringen.
Gepensioneerden moeten zo’n korting rechtstreeks incasseren. Als de
pensioenuitkering wordt beperkt – in jargon ‘afstempelen’ – kunnen ze zich
daar niet tegen indekken.
Opbouw werknemer
Maar ook voor werknemers die deelnemen aan een pensioenregeling, kan
afstempelen grote gevolgen hebben. Dat zit zo.
Bij veel pensioenregelingen wordt een voorwaardelijke toezegging gedaan. Die
luidt bijvoorbeeld: op je 65ste krijg je een uitkering van 70 procent van
het gemiddeld verdiende loon. Wat betekent dat?
Stel: het gemiddelde brutoloon is 40 duizend euro. Zeventig procent daarvan is
28 duizend euro. Dit bedrag is echter niet het eindstation. Pensioenfondsen
houden ook nog rekening met de toekomstige AOW-uitkering, en hanteren
hiervoor een aftrek, de zogenoemde 'franchise'.
Is de franchise tienduizend euro, dan zegt het pensioenfonds van de werkgever
eigenlijk: wij proberen jaarlijks een bedrag van 28 duizend minus
tienduizend euro, ofwel 18 duizend euro uit te keren als je 65 wordt -
hopelijk in waardevaste vorm.
Afstempelen
Hoe werkt het afstempelen dan? Op het moment dat een pensioenfonds de
uitkering voor gepensioneerden verlaagt, ligt het voor de hand ook de
toezegging voor werknemers te beperken. Bedragen die deze week rondzongen,
repten van kortingen van één tot veertien procent.
Bij een korting van zeven procent over het toegezegde pensioen, komt dit in
het bovenstaande voorbeeld voor de werknemer neer op een bedrag van circa
1.260 euro. Dat wil zeggen: de opbouw voor een jaarlijkse uitkering van
1.260 euro vanaf je 65ste wordt geschrapt.
Herstel of zelf sparen?
Wat valt daaraan te doen? Ben je een rasoptimist, dan kun je erop gokken dat
de financiële situatie van het pensioenfonds over een paar jaar zozeer is
verbeterd - bijvoorbeeld door mooie beleggingswinsten - dat het fonds in
staat is om de oude toezegging van 70 procent van je loon als pensioen
alsnog gestand te doen.
Wie daar niet op vertrouwt, moet afhankelijk van de hoogte van de korting,
bepalen of hij het erg vindt dat het pensioen wat kariger uitvalt. Zo ja,
dan moet de werknemer zelf aan de slag met een persoonlijke pensioenpot.
Een korting van 1.260 euro bruto betekent bijvoorbeeld dat je bij een
belastingdruk van 24 procent, netto een gat van zo'n 958 euro per jaar hebt.
Via een vrije pensioenopbouw in belastingbox III, betekent dit dat een
bedrag van ongeveer 32 duizend euro nodig is, dat jaarlijks een schoon
rendement van drie procent oplevert - dus na aftrek van de de
vermogensheffing van 1,2 procent in box III en rekening houdend met de
inflatie.
Als pensioenfondsen gaan korten op de uitkeringen, moeten werknemers dus net
zo goed opletten als de ouderen.
Lees ook:
pensioenpremie op
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl