Vrijdagochtend bepaalde de rechter dat de provincie Groningen niet
discrimineert door zich in een openbare aanbestedingsprocedure uit te
spreken voor koffie en thee met het Max Havelaar-keurmerk.
Volgens Jan-Michiel Hebly, die veel weet van aanbestedingsrecht – hij
is hoogleraar bouwrecht in Leiden en advocaat bij Houthoff Buruma – gaat het
er in dit geval om of de criteria waaraan je moet voldoen om het keurmerk te
verkrijgen, redelijk zijn en of iedereen er in principe aan zou kunnen
voldoen. "De rechter heeft blijkbaar geoordeeld dat dit zo is."
"Door aan te sluiten bij een breed gehanteerde norm, geef je als overheid
uiting aan de wens om sociaal- en milieugericht bezig te zijn," aldus
Hebly. "Doe je dat niet dan kun je alleen maar selecteren op criteria
als prijs en kwaliteit. Dat er partijen afvallen die niet aan de norm
voldoen, is vervolgens niet erg. Als ze maar aan de norm hadden kunnen
voldoen."
Douwe Egberts had aan de door het Max Havelaar-keurmerk gestelde eisen
kunnen voldoen, maar heeft ervoor gekozen aan de criteria die een ander
keurmerk stelt te voldoen.
Volgens Hebly is het een trend dat overheden vaker sociale normen en
milieunormen mogen stellen. "Het komt niet heel vaak voor, maar je ziet
het steeds vaker."
In Helsinki werd in een aanbestedingsprocedure voor een busdienst een
CO2-norm gesteld. Dit werd aangevochten. Niet iedereen voldeed aan die eis.
Het bedrijf dat op dat moment de busdienst verzorgde, echter wel. Toch vond
de rechter de eis gerechtvaardigd.
Bij het privatiseren van een provinciale dienst in Noord-Holland kregen
bedrijven meer punten naarmate ze meer personeel overnamen. Ook dat was
acceptabel.
Persoonlijk vindt Hebly dit geen slechte ontwikkeling. "Je kunt op
die manier rekening houden met criteria die wij met z'n allen van belang
vinden."
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl