2011: Thomas Sargent en Christopher Sims voor hun onderzoek naar de wisselwerking tussen overheidsbeleid en macro-economie
2010: Peter Diamond, Dale Mortensen en Christopher Pissarides voor hun werk aan een arbeidsmarktmodel.
2009: Elinor Ostrom ,,voor haar analyse van economisch bestuur, vooral in het publieke veld”. Oliver Williamson ,,voor zijn analyse van economisch bestuur, vooral waar het gaat om de grenzen van bedrijven”.
2008: Amerikaan Paul Krugman voor zijn bijdrage aan theorieën die nieuw licht werpen op internationale handel, schaalvergroting en de ontwikkeling van productielijnen in bepaalde landen, de zogenoemde ‘economie van de omvang’ (‘economics of scale’).
2007: Leonid Hurwicz, Eric Maskin en Roger Myerson (VS) voor de ontwikkeling van een theorie die ervoor zorgt dat markten zo efficiënt mogelijk functioneren. Hurwicz was met 90 jaar de oudste Nobelprijswinnaar ooit.
2006: Amerikaan Edmund Phelps, voor zijn verdieping van het begrip van de verhouding tussen kortetermijn- en langetermijneffecten van economisch beleid. Hij nuanceerde het zogeheten Philipscurve-odel uit de jaren '50.
2005: Amerikaan Thomas Schelling en Israëliër Robert Aumann, omdat ze via analyses van de speltheorie conflicten en samenwerking inzichtelijk hebben gemaakt.
2004: Noor Finn Kydland en Amerikaan Edward Prescott voor hun verdiensten op het gebied van onderzoek naar macro-economie.
2003: Amerikaan Robert Engle en Brit Clive Granger voor hun analyses van chronologisch verschijnende gegevens in de economie.
2002: Daniel Kahneman en Vernon Smith (VS) voor hun werk op het gebied van de psychologische en experimentele economische wetenschap.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl