Dat blijkt uit het onderzoek Baby’s en Bazen, dat de Organisatie voor
Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) deze week heeft
gepubliceerd. Het onderzoek heeft betrekking op de dertig, vooral welvarende
lidstaten van de OESO.
Volgens het onderzoek hadden in 2005 bijna twee op de drie Nederlandse vrouwen
een baan. Het gemiddelde voor de dertig landen is 56,1 procent.
Toch komt Nederland slechts op de elfde plaats, net achter de Verenigde
Staten. IJsland staat op kop. Daar heeft ruim 81 procent van de vrouwen een
baan.
Zeven op de tien alleenstaande ouders in de dertig landen hadden in 2005 een
baan. In Nederland was dat 56,9 procent. Slechts vier landen (Verenigd
Koninkrijk, Ierland, Nieuw-Zeeland en Oostenrijk) kennen een nog lager
percentage.
De OESO stelt in haar rapport dat een gezinsvriendelijk overheidsbeleid de
armoede in een land vermindert, de ontwikkeling van kinderen stimuleert en
de gelijkheid tussen man en vrouw bevordert. Denemarken en IJsland hebben op
dit terrein het meest effectieve beleid, maar ook Finland, Noorwegen en
Zweden blinken uit.
Engelssprekende landen kennen veel kinderen die in armoede opgroeien. Dat komt
vooral doordat slechts weinig alleenstaande ouders in die landen werken.
Duitsland, Zuid-Korea en Slowakije komen er in bijna alle opzichten het
slechtst van af.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl