Het overschot op de lopende rekening van Nederland wordt voor een groot deel gevormd door de besparingen van bedrijven.
Dat stelde De Nederlandsche Bank (DNB) donderdag naar aanleiding van een onderzoek naar het aanhoudend hoge overschot.
Bedrijven potten sinds eind jaren 90 steeds meer geld op, onder meer doordat er minder in Nederland wordt geïnvesteerd en doordat winsten worden ingehouden. Hierbij gaat het vaak om multinationals.
De afspraak is dat winsten die hun buitenlandse dochtermaatschappijen halen worden toegerekend aan de moedermaatschappij. De winsten uit buitenlandse belangen gaan in Nederland vooral naar beursgenoteerde bedrijven, die voor een belangrijk deel in buitenlandse handen zijn.
Voor zover zij die winst als dividend uitkeren, stroomt die grotendeels naar buitenlandse beleggers. Maar voor zover zij deze winst inhouden, draagt dit bij aan een hoger Nederlands spaaroverschot.
Huishoudens sparen minder
Huishoudens zijn sinds eind vorige eeuw minder gaan sparen. Dit komt voor een belangrijk deel doordat de overwaarde op huizen werd verzilverd, terwijl de pensioenbesparingen afnamen.
DNB gebruikt de cijfers om het beeld over het Nederlandse overschot te nuanceren. Met ruim 9 procent van het bruto binnenlands product is het overschot veel hoger dan de grenswaarde van 6 procent die de Europese Commissie hanteert.
Bij een groter overschot bestaat volgens de commissie het gevaar van een economische onevenwichtigheid. DNB benadrukt echter dat het overschot samenhangt met de "uitzonderlijke'' financieel-economische structuur van Nederland.
De centrale bank vindt het daarom verstandig dat de grens voor het overschot alleen als "startpunt'' wordt gebruikt voor verdere analyse. Directe beleidsconclusies kunnen er volgens DNB niet aan het overschot worden verbonden.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl