In de hoop om de Socialistische Partij voor te blijven ontpopt minister van
Financiën Wouter Bos zich als de reïncarnatie van Robin Hood. Pak van de
rijken, en geef aan de armen. Ouderwetse nivellering van de inkomens moet de
onrechtvaardige verdeling van de welvaart dragelijker maken. Bos heeft het
CDA blijkbaar voor deze missie weten te winnen, want in het coalitieakkoord
van begin dit jaar was de mantra al te lezen: “In de bijdrage aan de
collectieve sector zullen de sterke schouders de zwaarste lasten dragen.”

In de uitgelekte begrotingsplannen is deze nivelleringsgedachte
prominent aanwezig. Bij vrijwel iedere maatregel schuift er geld van rijk
naar arm. Om de gaten op de begroting van gezondheidszorg te dichten zullen
hogere inkomens meer gaan betalen voor de AWBZ. Op de kinderbijslag wordt
100 miljoen euro bezuinigd, door een deel daarvan over te hevelen naar een
inkomensafhankelijke ‘kindertoeslag’, waarvan vooral de lagere inkomens
profiteren. De fiscale bijtelling voor woningen van meer dan een miljoen
euro gaat fors omhoog. En ook de bijtelling voor de lease-auto – toch ook
vooral een speeltje voor de hogere inkomens – stijgt naar 25 procent. Eerder
was al besloten om de huidige arbeidskorting – die voor iedereen gelijk is –
gedeeltelijk om te zetten in een inkomensafhankelijke belastingkorting die
lager wordt naarmate het inkomen stijgt.

Bij al deze maatregelen wordt een beroep gedaan op het
rechtvaardigheidsgevoel van de belastingbetaler. Rijk betaalt meer dan arm.
Eerlijk toch?

In theorie misschien. De werkelijkheid is dat Nederland al een van de meest
genivelleerde landen ter wereld is. Alleen in Scandinavische landen en
Oostenrijk is het verschil tussen rijk en arm nog geringer. Volgens cijfers
van Eurostat verdient de rijkste twintig procent Nederlanders vier keer zo
veel als de armste twintig procent. In Europa is dat gemiddeld vijf keer.
Zelfs SP-Kamerlid Ewout Irrgang concludeerde na eigen onderzoek dat: “De
inkomensongelijkheid in Nederland internationaal gezien op een relatief laag
niveau ligt.”

Rijkdom wordt in Nederland al flink belast. Voor wie minder dan 16
duizend euro verdient bedraagt het marginale belastingpercentage slechts 1
procent. Tot 30 duizend euro per jaar (ongeveer modaal) geldt een
belastingtarief van nog geen 8 procent. Daarboven wordt er pas serieus
afgerekend door de fiscus: 42 procent tot 50 duizend euro en 52 procent voor
het jaarinkomen daarboven.

Gevolg is dat de rijkste 20 procent van de volwassen Nederlanders driekwart
van de totale inkomstenbelasting ophoest. De rijkste tien procent – pakweg
1,25 miljoen personen - is goed voor 57 procent van de belastingsom. De
sterkste schouders dragen dus al de meer dan de helft de nationale last.

Is het verstandig om daar nog een paar kilo bovenop te zetten?
Natuurlijk, we kunnen in principe doorgaan met nivelleren totdat alle
Nederlanders hetzelfde netto inkomen verdienen. Maar dat is wel een recept
voor economische stagnatie. Belasten van rijkdom is meestal hetzelfde als
belasten van ijver, moed, ondernemingszin en ambitie. Dat zijn precies de
deugden die de groei van de welvaart bepalen. Wie daar een grote boete op
zet, maakt de economie kapot. Economisch succes moet lonen, anders blijven
alle talenten een uurtje langer uitslapen, kiezen ondernemende geesten voor
een bestaan als loonslaaf en ruilen gewaardeerde werknemers opslag liever in
voor een dagje extra vrij. Nivelleren geeft een politicus misschien een warm
gevoel, maar op langere termijn maakt het de massa niet rijker maar armer.

CBS:
wie betaalt de belasting in Nederland

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl