Analisten verwachtten al dat ArcelorMittal deze week mooie cijfers zou
neerzetten over het tweede kwartaal, maar de uiteindelijke resultaten
klopten zelfs hun stoutste verwachtingen.
Dat komt vooral doordat ArcelorMittal twee dingen heel slim heeft
gedaan: het investeerde in grote opkomende economieën als China en India, en
het kocht zelf erts- en kolenmijnen op, waardoor het minder kwetsbaar is
voor gestegen grondstofprijzen.
Sterker, dankzij het bezit van die grondstoffen, verdient het zelf een extra
centje aan de hausse.
Maar de slimste beslissing was waarschijnlijk het doen van
diepte-investeringen in de zogenoemde BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India
en China. Vooral in de laatste twee was de groei dusdanig groot, dat
ArcelorMittal in die regio kan compenseren wat het in de toekomst mogelijk
aan vraag verliest in Europa en de Verenigde Staten, waar de economische
groei afzwakt.
Hetzelfde bleek eerder deze week te gelden voor DSM, dat de verkopen in vooral
de speciale voedingsingrediënten zag stijgen. De vraag nam vooral in
opkomende markten toe.
Het begint er steeds meer op te lijken dat Chinese consumenten genoeg
vraag creëren voor lokale producenten. Die doen bestellingen bij Westerse
bedrijven met productiefaciliteiten in China, waardoor ze de prijzen laag
kunnen houden. Op die wijze doen toeleveranciers als ArcelorMittal en DSM
het goed.
Maar ook bedrijven die direct eindproducten aan consumenten leveren, beginnen
de vruchten te plukken van de Aziatische groei. Hindustan Unilever meldde
recent een omzetstijging van 20 procent, in de Indiase markt.
Moederbedrijf Unilever meldde deze week ook een sterke groei in de
BRIC-landen en Oost-Europa. De omzet in vooral Azië schoot weer omhoog, met
15 procent. De omzetten in de opkomende markten beginnen voor de totale
omzet steeds belangrijker te worden, al blijven West-Europa en de VS
voorlopig leidend.
De omzettoename komt niet zozeer doordat de hoeveelheid uitgeefbaar geld per
Indiër of Chinees zo snel stijgt, maar doordat het aantal Chinezen en
Indiërs dat beschikking heeft over extra centjes, nog steeds snel toeneemt.
Het is een kwestie van volume.
Chinezen staan immers bekend als de grootste spaarders ter wereld. Een
gemiddeld Chinees gezin zet circa 30 procent van het maandelijkse inkomen op
een spaarrekening. Maar er komen iedere maand honderdduizenden Chinezen bij
in grote steden aan de kust, en daarvoor moeten huizen gebouwd worden.
Voor de bouw van nieuwe Chinese en Indiase appartementencomplexen wordt veel
metaal gebruikt en daar profiteert ArcelorMittal van.
Meer Chinezen kunnen gezonder voedsel betalen en zijn bovendien sneller
aangewezen op nieuwe supermarkten, waar die producten in de schappen staan.
Daar profiteren Unilever en DSM van.
En dat is natuurlijk goed nieuws voor die bedrijven.
De hamvraag blijft echter of de grotere vraag in Azië er ook toe leidt
dat minder snel ontslagen zullen vallen bij bedrijfsonderdelen die opereren
in andere, meer verzadigde markten, zoals de Verenigde Staten en
West-Europa.
Voorstanders van de globalisering hebben altijd gezegd dat de opkomende
markten zulke ontslagen overbodig zouden maken. De komende maanden zal
blijken of aandeelhouders van beursgenoteerde bedrijven, die hogere
dividenden willen tegen de achtergrond van een zwakkere economie, zich daar
ook in kunnen vinden. En niet alsnog bedrijven als Unilever gaan dwingen om
weer te snijden in Amerikaanse en Europese operaties.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl