“De olieprijs is te hoog”, zei Nobuo Tanaka, directeur van het Internationaal
Energie Agentschap zaterdag bij aankomst in Rome. Tanaka is daar voor het
Internationale Energie Forum (IEF) tweejaarlijkse overleg tussen
energieministers van de olie-exporterende en –importerende landen.
Zijn agentschap vertegenwoordigt die laatste groep landen, en Tanaka’s hoop
voor de bijeenkomst is dat zoveel mogelijk aanwezigen met zijn stelling over
de te hoge olieprijs instemmen.
De Iraanse vertegenwoordiger kan hij in elk geval al doorstrepen. Iran
vindt olie helemaal niet duur. Het is juist veel te goedkoop!
Volgens president Mahmoud Ahmadinejad wordt het hoog tijd dat de olieprijs
doorstijgt naar ‘de werkelijke waarde’. Die ligt volgens hem boven de 115
dollar van vrijdagochtend, toen de president zijn uitspraak deed.
En ongetwijfeld ook boven het nieuwe record van 117 dollar dat later
die dag werd bereikt. Dat gebeurde nadat het bericht over sabotage van een
belangrijke olieleiding van Shell in Nigeria de markt bereikte.
Natuurlijk spelen de Iraanse politici wel vaker de rol van de wereldvreemde
excentriekeling. Andere grote olieproducenten zijn waarschijnlijk wel bereid
om olie als ‘te duur’ te bestempelen. Maar daarmee houdt de overeenstemming
tussen de exporterende en importerende landen ook wel op.
Volgens de OPEC is olie duur omdat (westerse) speculanten de
termijnmarkt voor olie verzieken. Er is genoeg aanbod van olie, beweert de
OPEC, maar de handel wordt verpest door opportunisten.
Nee, zeggen de olie-importeurs, er is een structureel tekort. De OPEC (lees:
Saoedi-Arabië) moet de productie opvoeren. Het is een heilloze discussie,
die ongetwijfeld ook tijdens het IEF de stemming zal bederven.
Niet voor het eerst. Het Internationaal Energie Forum werd opgericht in 1991,
toen door de eerste Golfoorlog de olieprijs korte tijd was gestegen naar de
duizelingwekkende hoogte van veertig dollar per vat.
In de jaren daarna zakte de prijs gestaag – tot zo’n tien dollar in 1998. De
olieprijs was een non-issue geworden.
In 2004 veranderde dat. Het IEF van dat jaar vond plaats in Amsterdam,
en de aanwezigen bogen zich bezorgd over de vraag hoe kon worden voorkomen
dat de olieprijs boven de vijftig dollar zou komen.
De Saudiërs beloofden de productie op te voeren. Dat hielp niet. Twee jaar
later – in Doha – stelde de OPEC-landen daarom dat ze er niets aan konden
doen dat de olieprijs richting de zeventig dollar ging.
De afgelopen twee jaar zijn ze bij dat standpunt gebleven. Olie is duur, maar
meer productie zal niet helpen. Daar kunnen de olie-importeurs het mee doen.
Hebben de besprekingen dan helemaal geen zin? Jawel. Juist de hoge
olieprijs maakt de bijeenkomst de uitgelezen gelegenheid om deals voor te
koken. Nu olie ruim tien keer zo duur is als een decennium geleden, zijn de
belangen ook tien keer zo groot.
Minister Maria van de Hoeven van Economische Zaken – de Nederlandse
vertegenwoordiger bij het IEF – weet dat ook. Ze zal daarom de gelegenheid
aangrijpen om bij de energieministers van Saudi Arabië, Noorwegen, Rusland
en Qatar te lobbyen voor Nederland als ‘gasrotonde voor Noordwest Europa’.
Ook aan heilloze bijeenkomsten kun je per slot van rekening een leuk centje
verdienen.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl