Uiterlijk lijkt hij een milieuactivist. Vale bloes, spijkerbroek,
lichtversleten jas en een lange grijze paardenstaart. Milieu-activist is
Stanley Williams ook een beetje, maar hij is veel meer dan dat. De 58-jarige
Williams, directeur bij HP Labs, is een van de topwetenschappers op het
gebied van nanotechnologie.

Nanotechnologie fixeert zich op het microscopisch kleine, en dan nog kleiner.
“Ik noem het ook geen nanotechnologie”, zegt Williams met krakende stem.
“Dat geeft een maat aan. Zelf prefereer ik microtechnologie.” De wetenschap
der kleine deeltjes is van groot belang bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld
chips in onze mobiele telefoons en pc’s. Dankzij nanotechnologie kan de
nieuwste smartphone pakweg hetzelfde als een computer vier, vijf jaar
geleden.

De nieuwste vinding van Williams is even wonderlijk als fantastisch.
Met een sensor kan een chemische analyse worden gemaakt van de wereld om ons
heen. Dus kwik, melamine, dioxine of lood, het kan allemaal worden herkend.
En deze sensor wordt zo klein dat hij in onze mobiele telefoon kan worden
ingebouwd. Een chemisch laboratoriumpje in je broekzak.

Het systeem heet Cense, afkorting voor Central Nervous System for the
earth. Het praat met de wereld om ons heen, aldus Williams. Met een
milieubewuste kant. “Mensen worden zich heel bewust van de wereld om zich
heen en de gevolgen van hun eigen vervuiling. Plotseling zie je de gevolgen
van een batterij terug die je zo achteloos in het afval hebt gegooid.”

Maar Cense ziet ook het gif dat zich in ons eten bevindt. “Geen verrassingen
meer in producten. Gebruikers kunnen voortaan zelf de kwaliteit van hun
voedsel controleren.”

Hoe werkt het? “Onze technologie kan op moleculair niveau zien.
Daardoor kan het op dat niveau stoffen herkennen, lokaliseren en melden.”
Dat klinkt simpel, maar het vergt een samenspel van allerlei technologieën.
“Andere partijen zijn ook met dit soort onderzoek bezig. Maar bij HP kunnen
we profiteren van een brede range aan technologie. Het klinkt gek, maar
zelfs de techniek van onze inkjetprinters komt van pas.”

Het ontwikkelen van technologie is één ding, het plaatsen in draagbare
apparaten een tweede. De sensor, voorlopig nog in ontwikkeling, zal zeker in
het begin veel te duur zijn. Een mobiele telefoon zou onbetaalbaar worden.
Williams erkent dat.

“Eén van de leuke dingen van het werken bij een bedrijf is dat uitvindingen
ook praktisch moeten zijn. Hobbyen gaat niet. Het moet haalbaar en
verkoopbaar zijn.”

De wetenschapper zit daarom niet de hele dag in zijn lab, maar praat constant
met de zakelijke mensen bij HP. “Hoe zetten we dit in de markt? En waar?
Voorlopig richten we ons met Cense op grote bedrijven die actief zijn in de
chemische industrie en olieraffinage. Die zijn geïnteresseerd in dit soort
kleine sensoren. Ze kunnen snel uitzoeken wat en hoeveel een machine of
opslagplaats lekt.”

Maar Adoptie door de massa, daar draait het uiteindelijk voor Williams
om. “Een groep mensen moet bereid zijn om iets meer te betalen voor een
toestel met zo’n sensor. Dan ontstaat er voldoende massa om deze apparaten
in grotere hoeveelheden te produceren. Waardoor de prijs zakt. Uiteindelijk
mag de sensor maar een paar dollar kosten.” Maar zelfs in het meeste ideale
scenario duurt dat nog even, beseft Williams.

Hij trekt een analogie met de camera’s in telefoons. “Eerst was dat echt een
luxe. De technologie was nog betrekkelijk duur. Nu wordt het standaard
ingebouwd. Een camera met vijf megapixels? Het kost allemaal niets meer.”

Wanneer gaan we Cense dan terugzien? “Moeilijk te zeggen. Ik hoop dat we over
vijf jaar de eerste pilots van het apparaatje in mobiele telefoons kunnen
houden. Een jaar later een brede uitrol.”

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl