De gemeenten hebben in de jaren voorafgaand aan de crisis voor 13 miljard euro aan grond gekocht. Zouden ze die grond nu verkopen, dan krijgen ze de helft.

Dat schrijft het Financieele Dagblad op grond van een rapport van de consultancy firma’s Fakton en Ernst & Young in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Gemeenten kochten voor de crisis op grote schaal grond aan met het idee dat ze die grond voor veel geld zou kunnen doorverkopen aan projectontwikkelaars. Door de crisis stokte echter de vraag naar woningen en kantoren, waardoor de gemeenten met grond bleven zitten die bovendien veel minder waard was dan de 13 miljard euro die ze erin hadden gestoken.

Inmiddels hebben veel gemeenten hun grond al met gemiddeld 20 procent afgewaardeerd, maar volgens de onderzoekers is dat nog lang niet genoeg.

Groot probleem voor de gemeenten is dat ze vaak geld geleend hebben voor de aankoop van grond. Als ze nu zouden verkopen, maken ze hele grote verliezen. Veel gemeentes kiezen er daarom voor de verkoop van de grond uit te stellen om ze te voorkomen dat ze nu grote verliezen moeten boeken.

Veel hoop dat de grondprijzen de komende jaren fors zullen oplopen is er niet. De gemeenten bezitten circa 75 van de grond en bijna allemaal zitten ze met hetzelfde probleem.

De onderzoekers verwachten dat de gemeenten zullen proberen de komende vijf jaar een derde van hun grond te verkopen, waardoor er fors wat overaanbod zal zijn. Het enige dat de prijs nog een beetje op peil houdt, is dat gemeenten twee derde van hun grond in bezit houden, omdat ze anders enorme boekhoudkundige verliezen zouden moeten nemen.

 

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl