Dit heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald.
Het gevolg van de uitspraak is dat voor rechtszaken die tot dusver waren
aangehouden, de belastinginspecteur langer dan vijf jaar de tijd mag nemen
om een navordering op te leggen. De navorderingstermijn voor mensen die
binnen Nederland vermogen buiten het zicht van de fiscus proberen te houden,
is vijf jaar.
Een navorderingstermijn van maximaal twaalf jaar voor buitenlandse tegoeden
kan volgens de Hoge Raad door de beugel omdat de Belastingdienst vaak meer
tijd kwijt is met het achterhalen en controleren van informatie uit het
buitenland.
Voorwaarden
Zo’n langere termijn geldt echter niet onvoorwaardelijk, stelt de Hoge Raad.
Zolang de inspecteur niet beschikt over aanwijzingen voor buitenlandse
tegoeden geldt een langere navorderingstermijn van twaalf jaar. Maar zodra
de inspecteur die aanwijzingen wel heeft, is een langere termijn "slechts
aanvaardbaar voor zover deze noodzakelijk is de benodigde inlichtingen te
verkrijgen, de aanslag voor te bereiden en deze op te leggen”, aldus het
arrest.
De Hoge Raad tekent daarbij aan dat de Belastingdienst dan "met redelijke
voortvarendheid” moet handelen. Het maakt daarbij niet uit of de
aanwijzingen zijn verkregen voor of na afloop van de termijn van vijf jaar
die voor binnenlandse tegoeden geldt. Ook is het niet van belang of er
sprake is van een bankgeheim in het land waar het geld zich bevindt.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl