De inflatie in de eurozone is in april uitgekomen op 0,7 procent op maandbasis.

Dat maakte het Europese statistiekbureau Eurostat donderdag bekend in een nieuwe raming (pdf).

Het cijfer komt overeen met een voorlopige schatting van Eurostat. In maart bedroeg de inflatie in het eurogebied nog 0,5 procent.

De inflatie in de eurolanden ligt al geruime tijd ver onder het door de Europese Centrale Bank nagestreefde peil van net iets minder dan 2 procent.

De ECB grijpt voorlopig nog niet in om het gevaar van een te lage inflatie te bestrijden. Te lage inflatie kan duiden op aanhoudend zwakke economische groei, omdat bedrijven geen mogelijkheden zien om prijzen te verhogen.

De sterke euro is een extra complicerende factor. Aan de ene kant houdt de sterke euro de lage inflatie in stand, omdat eurolanden relatief goedkoop producten kunnen importeren. Aan de andere kant betekent een sterke euro dat groeiherstel via de export lastiger wordt, omdat exportproducten van eurolanden relatief duur zijn.

Inflatie stijgt het meest in Oostenrijk en Roemenië

Voor de gehele Europese Unie werd in april een inflatie gemeten van 0,8 procent, tegen 0,6 procent een maand eerder.

Volgens Eurostat ging in Oostenrijk en Roemenië de inflatie het sterkst omhoog met 1,6 procent, gevolgd door Finland (plus 1,3 procent) en Duitsland (plus 1,1 procent). In Griekenland gingen de consumentenprijzen juist het sterkst omlaag met een daling van 1,6 procent, gevolgd door Bulgarije (min 1,3 procent) en Cyprus (min 0,4 procent).

Eurostat meldde dat in Nederland de inflatie op jaarbasis op 0,6 procent uitkwam.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl