Het meest opvallende in de communicatie is dat de begrippen hedgen en
speculeren door elkaar worden gebruikt. Hierdoor ontstaat er vaak een
verkeerd beeld dat derivaten als speculatie wordt gezien. Het is dus van
belang om met heldere definities van deze begrippen te werken.

Derivaten zijn financiële producten waarvan de waarde is afgeleid van
een ander product. Zo wordt de waarde van een optie op aandelen Shell
bepaald door de waarde van het aandeel Shell zelf. Een optie is dus een
derivaat. En de waarde van interest rate swaps wordt bepaald door het
verschil tussen de rente op een korte lening en de rente op een lange
termijn lening.

Derivaten kunnen gebruikt wordt om het effect van bepaalde gebeurtenis te
verminderen, zoals een stijging van de rente of een daling van valutakoers
op de cashflow van de onderneming. Wordt het effect op de cashflow
verminderd door de aankoop van een derivaat, dan is er sprake van hedging
van de genoemde financiele risico’s. Hedgen is dus het afdekken van
financiële risico’s door het aangaan van financiële transacties.

Speculeren daarentegen betreft het creëren van financiële risico’s door
financiële transacties om inkomsten te vergaren. Een financieel risico
betreft de kans op een gebeurtenis die impact heeft op de financiële
resultaten van de organisatie. De hoogte van het risico wordt berekend door
de kans op een dergelijke gebeurtenis te vermenigvuldigen met de financiële
impact als deze gebeurtenis zou plaatsvinden.

Het echte belang van het verkleinen van financiële risico’s ligt niet zozeer
in het verminderen van de fluctuaties van de financiële resultaten, als wel
in het verkleinen van de kans op een faillissement van de organisatie. Het
bepalen van het effect van financiële transacties wordt dus niet bepaald
door ingewikkelde boekhoudkundige berekeningen maar middels het vaststellen
of de kans is verminderd dat de organisatie niet meer kan voldoen aan
toekomstige financiële verplichtingen.

Het gebruik van derivaten als hedging instrument heeft een grote omvang
gekregen doordat op een flexibele en relatief goedkope wijze de gewenste
hoogte van het financiële risico bereikt kan worden. Hierdoor hebben sommige
ondernemingen een relatieve grote positie aan derivaten opgebouwd en kan de
organisatie ineens met ander soort financiële risico’s geconfronteerd
worden. Dat komt omdat derivaten tot andere risico’s kunnen leiden:

Tegenpartij risico: het risico dat de partij waarvan de derivaat is
gekocht op het moment van afwikkeling niet in staat is om aan haar
verplichtingen te voldoen; denk hierbij aan banken die tussentijds failliet
gaan

Cashflow risico: Het risico dat geld gestort dient te worden als
zekerheid tegen het tegenpartij risico; banken eisen dat als de derivaat een
negatief marktwaarde voor de organisatie heeft.

Concurrentie risico: Het risico dat een organisatie zich indekt tegen
bepaalde risico’s terwijl haar concurrenten dit niet doen. In geval dat het
niet indekken van risico’s tot lagere kosten leidt zullen de concurrenten
van de betreffende organisatie een kostenvoordeel hebben.

Operationeel risico: het risico van het verkeerd gebruik van derivaten.
Een verkeerd gebruik van derivaten kan leiden tot een substantieel hoger
financieel risico dan gewenst. In de praktijk zien we vaak een te laag
kennis niveau bij diegene die ofwel de transactie afsluiten dan wel diegene
die toezicht uitoefenen.

Het is van belang om al deze risico’s in beschouwing te nemen om te beoordelen
of het inzetten van derivaten leidt tot een vermindering van het totale
financiële risico: een integrale benadering dus. Organisatie moeten de
effecten van al deze risico’s op de cashflow door middel van scenario’s
berekenen en basis hiervan de gewenste derivatenportefeuille moeten bepalen.
Wie dat niet doet, loopt onverantwoorde risico’s. En wat daar de betekenis
van is, zien we helaas maar al te vaak in de media.

Frans Cleton is Managing Consultant bij ConQuaestor.

Klik hier
voor meer informatie over Conquaestor

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl